De oneindige jukebox

Ik heb mijn antenne voor nieuwe vormen van visualisaties altijd aan staan. Soms is de manier van visualiseren interessant, los van het onderwerp waar het over gaat. Nog beter is het als zowel de visualisatie als de inhoud je liggen. In dit geval maakte de combinatie van toegepaste visualisatie en muziek mij nieuwsgierig.

Onderstaand diagram toont het nummer “Locus Priory” (van Saltillo‘s album Monocyte) na analyse door de “Oneindige Jukebox”. Het analyseert een track, ontdekt op welke momenten de muziek dezelfde kenmerken vertoont. Op deze tijdstippen kan er gesprongen worden naar een ander deel van de track. Hieronder zichtbaar als lussen. Als je dit willekeurig doet krijg je een oneindig aantal paden door het nummer heen en kan het dus oneindig lang duren.

Als je het wilt horen en zien, klik dan hier.

Het is afkomstig van Echonest, die allerlei muziek-analyses als service bieden. Deze is gebouwd door Paul Lamere, die schrijft over muziektechnologie op zijn blog.

Tweetarchief van #mbocity

Gisteren bezocht ik met veel plezier “MBO City“. Hieronder volgt een archief van alle tweets met de hashtag #mbocity. Het lijkt erop dat ik er geen gemist heb, maar verder geen garantie. 😉

Ze zijn als volgt gemaakt:

  • Downloaden van Archivist.
  • Zoeken op hashtag #mbocity.
  • Exporteren naar text (tab gescheiden bestand) of naar xml.
  • Importeren in Excel, met tab als scheidingsteken.

Hier als taart om te patsen:

Hieronder alle losse tweets! In het zoekvenster kun je een woord intypen. De tabel past zich dan tijdens het typen aan, met alleen die tweets die dat woord bevatten. Ook is sorteren mogelijk. Mijn blogposts zijn overigens hier te vinden.

[table id=12 /]

Leve de ja-cultuur

Hans Becker sluit de dag voor mij met “Leve de Ja-cultuur” en begint met het relativeren van het belang van een opleiding. Karaktereigenschappen als lef en doorzettingsvermogen, visie maken en enthousiasmeren leer je niet op de opleiding. Als bestuurder van een grote zorginstelling praat hij vermakelijk en uit ervaring over de nadelen van top-down en de bottom-up spagaat.

Hij trachtte hier uit te komen door ‘Culturele Sturing’ van zijn instelling (Humanitas). Deze gaat uit van:

  • Eigen regie beleggen bij mensen. Mensen de baas over hun eigen leven laten blijven. En dan niet slechts als motto, maar maak dat eens concreet.
  • Eigen activiteit: Je moet niet voor mensen zorgen, maar organiseren dat ze voor zichzelf kunnen zorgen.
  • Eigen geluk komt van eigen regie en eigen baas.
  • Je mag geen NEE zeggen! Het is niet dat alles kan, maar begin de dialoog met “Ja”. Verderop blijkt wel wat iemand nodig heeft en wat hem echt helpt op een betaalbare manier.

Hij schreef er ook een boek over.

Toezicht: Last of Zegen?

Tot nu toe heb ik weinig met de Inspectie rechtstreeks te maken. Hoogstens bij het tot stand komen van rendementscijfers en rapportages daarover. Dus ik was nieuwsgierig naar Rick Steur zijn verhaal “Toezicht: last of zegen?”.

Rick beperkt dat hier tot hun onderliggende visie over het toezicht op leraarschap en ontwikkeling. Hij citeert daarbij Parker Palmer over de relatie met jezelf en anderen. Parker stelt niet de ‘WAT’ vraag maar de ‘WIE’ vraag: je geeft geen vak, je geeft geen les, maar je geeft jezelf. Daarom heeft de professionaliteit van een leraar ook te maken met spirituele intelligentie.

Om niet direct de diepte in te gaan vertelt hij over ‘UW’ maatschappelijke opdracht. Deze opdracht voor docenten houdt verband met het maatschappelijk middenveld en de aanspraakmakers (beter woord dan stake-holders volgens hem). De Inspectie heeft daar slechts een bijrol in: de aanspraakmaker informeren over de kwaliteit.
Hij toont een governance model met drie niveau’s: public, corporate en professioneel. Deze laatste is zeker zo belangrijk volgens hem. De docent staat op de brug tussen betekenisvol onderwijs dat inspireert voor studenten en maatschappelijk zinvol onderwijs dat binnen kaders blijft. “Die brug, dat is de onderwijzer.” Hij haalt daarom Richard Elmore aan “If you can’t see it in the classroom, it’s not there.” Als daar geen inspiratie is, dan verandert er niets.

Matthieu Weggeman zegt: “Leidinggeven aan professionals? Niet doen!” Laat ze zelf beslissingen nemen maar laat ze die ruimte verdienen door goed genoeg te zijn. Dat geldt ook voor onderwijs volgens Rick.

Rick benadrukt: Schoolontwikkeling = Personeelsontwikkeling!

Dat gaat niet alleen om individuele ontwikkeling, maar ook teamontwikkeling. Hij vraagt aanwezigen: Weet u waar u staat in uw ontwikkeling? Slaagt de school erin om een rijke leeromgeving voor docenten neer te zetten?
Uit onderzoek blijkt namelijk dat personeelsbeleid vaak een losse wereld is, naast die van het onderwijsbeleid. Daarnaast besteden teams veel aandacht aan organisatie en minder aan onderwijs. Hij adviseert een cultuur zonder vrijblijvendheid te stimuleren: leren is onze kernactiviteit en geldt dus bij uitstek voor onszelf! Collegiaal is niet altijd hetzelfde als professioneel! Als je heel ‘collegiaal’ geen feedback durft te geven aan elkaar.

Tips van Rick:

  • Maak de inspectie niet te belangrijk, je loopt dan risico op ‘vervreemding’ door te grote gerichtheid op het beoordelingskader van inspectie. Dit is paard achter de wagen spannen!
  • Zet de inspectie niet in als alibi om niet zelf hoeven te zeggen wat er moet gebeuren. Door je eigen wijzende vingertje onterecht uit te besteden aan de inspectie.

Samenvattend: Inspectie is een

  • Last: als u uw oren ernaar laat hangen.
  • Zegen: als u de benadering in professionaliteit van inspectie meeneemt en overvleugelt met uw eigen ambities.

Na aanleiding van vragen uit de zaal:

  • In PO is de SCHOOL ‘goed’, binnen VO zie je dat een SECTOR (vmbo, havo) van een school goed of slecht is. Voor MBO is het complexer: de verschillen tussen opleidingen binnen een instelling zijn groter dan tussen instellingen. ‘Blaming and faming’ van scholen is dan moeilijk ook al vraagt het nieuwe regeerakkoord daar eigenlijk om. Dat is een opdracht waar de inspectie nog niet uit is.
  • Waarom wordt de inspectie niet ingezet aan de voorkant (of is er vertrouwen als in Finland) in plaats van die controle achteraf altijd? Rick gaat uit van ‘verdiend vertrouwen’. Als je goed genoeg bent, dan durf je dat te laten zien. Het dossier ‘Onderwijstijd’ is zo’n voorbeeld van een gemeenschappelijk koppijn-dossier. Inspectie is ‘slechts’ een meteropnemer. En er wordt af en toe ook een potje van gemaakt. Scholen die dat op orde hebben worden er jaren niet op onderzocht.
  • Toezicht verandert per komend jaar: de toezichtslast gaat afnemen. Maar: kwaliteitszorg in de kast op het bestuursbureau maakt geen sterke indruk. Het moet beleefd worden door de professional op de werkvloer.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Implementeren, hoe doe je dat?

Leo van den Hoek vertelt over de HOE van Focus op Vakmanschap aan de hand van drie instrumenten. Het is nogal een majeure verandering: én nieuwe wetgeving, én beleid, én onderwijs en wijze van werken. Daarnaast moet ‘het huis op orde’ en de ‘lat omhoog’.

Hij zegt dat elk veranderingsproces vier rollen kent:

  • Sponsor: die heeft de macht.
  • Change agent: krijgt de opdracht het te regelen.
  • Target: is onderwerp van de verandering.
  • Advocate: heeft een mening maar niet altijd invloed.

Het wordt pas leuk als blijkt dat mensen soms de rol van een ander overnemen of meerdere rollen hebben. Hoe het niet werkt:

  • Onvoldoende evenwicht tussen ‘pijn’ en ‘visie’. De visie waar de verandering heen moet leidt altijd tot pijn. Als je tenminste graag alles bij het oude wilt houden.
  • Een baas die zijn rol van sponsor onvoldoende vervult. Dan moet je je afvragen, waarom hij/zij dat gedrag niet vertoont. Er omheen werken heeft niet veel nut. Dan ga je als het ware ‘ondergronds’. Durf dus je bestuurder te vragen naar het “Waarom?”!

Leo vervolgt met vijf implementatie of veranderstijlen, omschreven met kleuren. Deze zijn afkomstig van Leon Caluwé en onderscheiden manieren van denken of aanpakrichtingen. Personen hebben vaak de neiging om zich bij één familie van veranderstijl prettig te voelen. Daarnaast kan de top of management een andere stijl hebben dan de onderwijsteams zelf. Dan botsen de voorgestelde manieren van aanpak met hoe mensen deze wensen uit te voeren.

Leo moedigt aan je eigen veranderstijl te leren kennen. Doe een goede rolanalyse. Leer de veranderstijl van anderen herkennen en ben je daar bewust van. Dan begrijp je beter waar gedrag soms vandaan komt. Als je in een team met verandering aan de slag gaat, zorg dan voor een evenwichtige bemensing over de ‘veranderkleuren’.

 

Tip van Leo: Gebruik het 7s model van McKinsey:

Hier komen alle aspecten bij verandering op een iets andere manier voorbij. Het helpt je in ieder geval om problemen vanuit meerdere perspectieven te bekijken.

Eigenlijk gaat Leo zijn presentatie niet zozeer inhoudelijk over Focus op Vakmanschap, maar omdat het zoveel impact heeft lijkt me de nadruk op verandering op zich niet verkeerd.

Update: De presentatie is hier te vinden.

Verbreding van het begrip leren

Robert Jan Simons en Ellen van Dijk presenteren met de aankondiging uit het programma: Simons laat u zien hoe het begrip leren kan worden opgerekt door mindshifts, feedback en reflectie. Robert legt gelijk de nadruk op feedback. Hij maakt ook even reclame voor zijn boek.

Voor Robert valt er veel onder de noemer ‘leren’. Voorkennis, selecteren, analyseren, opnemen, mening vormen, interacteren, relateren, overzicht krijgen, organiseren, vastleggen, reflecteren en toepassen en gebruiken vallen er volgens hem allemaal onder. De rol van de onderwijzer omschrijft hij met allerlei werkwoorden: In stand houden en ontwikkelen van nieuwsgierigheid, het aanbieden van informatie, het gelegenheid bieden voor toepassen en gebruik … etc. Daarnaast benadrukt hij de noodzaak van het beperken van het aantal concepten dat je wilt laten leren en verbindt deze met contexten. Mij lijkt me dat als je niet vanuit deze concepten maar vanuit informatie zou vertrekken, de hoeveelheid leerstof ontploft.

Als het effect van leren gemeten wordt in onderzoek, blijkt steeds dat ‘feedback’ de grootste bepalende factor is. Lia Voerman heeft hier kenmerken van beschreven. Dit is overigens wel een tweerichting-kwestie: dus ook van studenten aan docenten.

Hij legt ook het verband tussen alle betrokkenen van feedback en culturen:

Ellen vervolgt met een onderzoek naar feedback en coaching binnen teams. Zij vertelt over het effect hiervan binnen een organisatie en benadrukt dat cultuur en houding belangrijker zijn nog dan procedures over feedback.

Frappant vond ik zelf de opmerking aan het einde n.a.v. een vraag over ELO’s: ‘feedback geven schriftelijk is meestal van een hogere kwaliteit dan mondeling. Ze moeten elkaar dus aanvullen, maar niet altijd is face-to-face beter’. En schriftelijk zou dan via een ELO heel goed kunnen. Aldus Robert-Jan. Het op grote schaal aansluiten bij de verschillen in voorkennis en leerstijlen kan volgens Robert-Jan dan ook alleen met technologie.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Meten is Leren

Hans de Zwart heeft een presentatie met de titel “Meten=Leren”. Hij neemt een aanloopje met de vraag: Hoe help je mensen strategisch te denken? In zijn ogen kan dat op basis van twee dimensies, namelijk ‘Scenario’s’ en ‘Relaties’.

Als je deze twee op een as zet dan krijg je vier kwadranten die zich laten omschrijven als:
– Old-Boy network
– In-Crowd
– Big Data
– Quantified Self

Hij verwijst verder naar de grondleggers en inspirators van Quantified Self: Vannevar Bush met zijn Memex, Steve Mann als eerste Cyborg en Nicholas Feltron met zijn ‘egocentrische’ jaarrapportages.

Hans stelt prikkelend:
Als de kosten van self-tracking binnenkort laag worden dan wordt jezelf niet meten onverantwoord. En Portfolios? Die kunnen verdwijnen!

De eerste golf QS ging vooral over het meten van fysieke zaken zoals fitness en gezondheid. Het “Meten=Leren” principe zal ook onderwijs beïnvloeden. Hoe? Hij legt het verband als volgt:

Er zijn drie zaken nodig om iets te leren:
1 Een nieuwe activiteit: Iets doen wat je nog niet eerder hebt gedaan.
2 Reflecteren: Om je bewust te worden van wat je leert.
3 Assessment en competentie

Quantified Self ondersteunt dit doordat het alle activiteiten meet. Hij legt daarna een link met gepersonaliseerde onderwijsinstructie. Die mogelijk wordt als we massaal onszelf voortdurend tot in detail meten (mijn interpretatie). Hans voorspelt ook het einde van portfolio’s  In plaats daarvan krijgen we ‘views’ op alles wat we meten aan een persoon.

Hij is ook kritisch:

  • Het is gezond als we af en toe vergeten…. dat gaat verdwijnen als we alles vastleggen.
  • We lopen slaapwandelend de surveillance staat in en het beschikbaar zijn van data baart privacy-zorgen.

Hij is in ieder geval niet angstig en omschrijft dat als het Proactionary Principle: als we niet zeker zijn van de consequenties van techniek, dan moeten we het juist wel proberen. Het tegenovergestelde dus van Precautionary Principle.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Socrates Reloaded

Alweer vijf jaar geleden was ik bij een lezing van Frank Buytendijk. Toen viel me al op hoe hij inhoud combineert met een aangename manier van vertellen. Computable stelde me in staat zijn laatste boek te recenseren, dus bij deze.

Filosofie is niet gecompliceerd of snobistisch en zelfs goed te gebruiken bij vraagstukken binnen het IT-domein. Sterker nog: het helpt de juiste eeuwenoude vragen te stellen bij moderne technische toepassingen. Deze toepassingen laten de grenzen van het menselijk kunnen steeds meer verdwijnen. Daarmee verschuift de relevante vraag van “Hoe lossen we dit op?” naar “Waarom doen we dit zo en nu?”.

Frank loopt niet systematisch filosofieën af om per stuk te laten zien hoe die manieren van denken helpen bij moderne dilemma’s. Zijn boek is daarentegen georganiseerd rondom thema’s, zoals ‘de kunst van het leiderschap’, ‘afhankelijkheid van techniek’ en ‘de zoektocht naar wijsheid’. Elk thema wordt gelardeerd met inzichten uit verschillende filosofische stromingen. Deze kruisbestuiving leidt soms tot originele conclusies, bijvoorbeeld dat Wikipedia meer communistische dan democratische kenmerken heeft, maar vaker helpt het de juiste vragen te stellen bij ethische kwesties rondom alomtegenwoordige techniek en informatie.

Frank schrijft luchtig en leesbaar zonder oppervlakkig te worden. Het boek helpt mij bewuster om te gaan met verschillende perspectieven en contexten die ten grondslag liggen aan veel IT-problemen. Hij kiest niet één filosofie die automatisch het ‘juiste’ morele standpunt of perspectief oplevert, maar wil je deze veeleer laten ontstijgen.

De schrijver legt ook het verband tussen IT-filosofie, -strategie en -implementatie. Als liefhebber van frameworks vind ik zijn tabel “Nine IT Strategies” (blz. 240) heel praktisch. Deze combineert drie basisfilosofieën met de mogelijke relaties tussen Business en IT. Erg bruikbaar als hulpmiddel bij dialogen tussen ICT-gebruikers en -aanbieders.

Frank krijgt een 8,5.

Venndaliseren van architectuur

Al een tijdje was ik alert op een potentiële kandidaat voor een zelfverzonnen Venn-diagram. Ik had er geen echte reden voor, anders dan dat er af en toe een leuk voorbeeld voorbijkomt. Het ‘enige’ dat je nodig hebt is drie kenmerken die in combinaties iets voorstellen. Vager kan ik het niet zeggen. Concreter wel.

Gedurende het schrijven van de “Hoe?Zo! Triple A” publicatie over informatie-architectuur, kwam ik achter de drie kenmerken van elke goede architectuur. Deze zijn al 2000 jaar geleden beschreven door Vitruvius in zijn boek De Architectura. Deze drie principes zijn: venustas (schoonheid), firmitas (stevigheid) en utilitas (bruikbaarheid).

Nu was mijn gedachte dat dit ook geldt voor systemen die onder architectuur gebouwd zijn. Als je een element mist dan heb je een probleem. Vandaar mijn Venn diagram van architectuur:

  • Schoonheid: een mooi systeem is gebruiksvriendelijk en ziet er aantrekkelijk uit.
  • Stevigheid: dat associeer ik vooral met een stabiel systeem dat foutloos werkt. Of verschillende systemen die samenwerken als bouwblokken en een stevig fundament vormen voor je werk.
  • Bruikbaarheid: dat komt tot uiting in de functionaliteit die precies juist is om een proces uit te kunnen voeren.

Op de overlap van de cirkels zie je wat je tekort komt: mis je schoonheid dan is het gebruiksonvriendelijk, mis je bruikbaarheid dan is het niet functioneel en als je stevigheid mist dan is het systeem instabiel.

Op zich zijn het ‘zomaar’ drie aspecten die hier in beeld komen, het kan echter helpen bij dialogen waarin eindgebruikers stellen dat een systeem ‘niet werkt’. Doorvragen brengt dan naar boven waar de onvrede precies vandaan komt.