Yearly Archives: 2012

Toezicht: Last of Zegen?

Tot nu toe heb ik weinig met de Inspectie rechtstreeks te maken. Hoogstens bij het tot stand komen van rendementscijfers en rapportages daarover. Dus ik was nieuwsgierig naar Rick Steur zijn verhaal “Toezicht: last of zegen?”.

Rick beperkt dat hier tot hun onderliggende visie over het toezicht op leraarschap en ontwikkeling. Hij citeert daarbij Parker Palmer over de relatie met jezelf en anderen. Parker stelt niet de ‘WAT’ vraag maar de ‘WIE’ vraag: je geeft geen vak, je geeft geen les, maar je geeft jezelf. Daarom heeft de professionaliteit van een leraar ook te maken met spirituele intelligentie.

Om niet direct de diepte in te gaan vertelt hij over ‘UW’ maatschappelijke opdracht. Deze opdracht voor docenten houdt verband met het maatschappelijk middenveld en de aanspraakmakers (beter woord dan stake-holders volgens hem). De Inspectie heeft daar slechts een bijrol in: de aanspraakmaker informeren over de kwaliteit.
Hij toont een governance model met drie niveau’s: public, corporate en professioneel. Deze laatste is zeker zo belangrijk volgens hem. De docent staat op de brug tussen betekenisvol onderwijs dat inspireert voor studenten en maatschappelijk zinvol onderwijs dat binnen kaders blijft. “Die brug, dat is de onderwijzer.” Hij haalt daarom Richard Elmore aan “If you can’t see it in the classroom, it’s not there.” Als daar geen inspiratie is, dan verandert er niets.

Matthieu Weggeman zegt: “Leidinggeven aan professionals? Niet doen!” Laat ze zelf beslissingen nemen maar laat ze die ruimte verdienen door goed genoeg te zijn. Dat geldt ook voor onderwijs volgens Rick.

Rick benadrukt: Schoolontwikkeling = Personeelsontwikkeling!

Dat gaat niet alleen om individuele ontwikkeling, maar ook teamontwikkeling. Hij vraagt aanwezigen: Weet u waar u staat in uw ontwikkeling? Slaagt de school erin om een rijke leeromgeving voor docenten neer te zetten?
Uit onderzoek blijkt namelijk dat personeelsbeleid vaak een losse wereld is, naast die van het onderwijsbeleid. Daarnaast besteden teams veel aandacht aan organisatie en minder aan onderwijs. Hij adviseert een cultuur zonder vrijblijvendheid te stimuleren: leren is onze kernactiviteit en geldt dus bij uitstek voor onszelf! Collegiaal is niet altijd hetzelfde als professioneel! Als je heel ‘collegiaal’ geen feedback durft te geven aan elkaar.

Tips van Rick:

  • Maak de inspectie niet te belangrijk, je loopt dan risico op ‘vervreemding’ door te grote gerichtheid op het beoordelingskader van inspectie. Dit is paard achter de wagen spannen!
  • Zet de inspectie niet in als alibi om niet zelf hoeven te zeggen wat er moet gebeuren. Door je eigen wijzende vingertje onterecht uit te besteden aan de inspectie.

Samenvattend: Inspectie is een

  • Last: als u uw oren ernaar laat hangen.
  • Zegen: als u de benadering in professionaliteit van inspectie meeneemt en overvleugelt met uw eigen ambities.

Na aanleiding van vragen uit de zaal:

  • In PO is de SCHOOL ‘goed’, binnen VO zie je dat een SECTOR (vmbo, havo) van een school goed of slecht is. Voor MBO is het complexer: de verschillen tussen opleidingen binnen een instelling zijn groter dan tussen instellingen. ‘Blaming and faming’ van scholen is dan moeilijk ook al vraagt het nieuwe regeerakkoord daar eigenlijk om. Dat is een opdracht waar de inspectie nog niet uit is.
  • Waarom wordt de inspectie niet ingezet aan de voorkant (of is er vertrouwen als in Finland) in plaats van die controle achteraf altijd? Rick gaat uit van ‘verdiend vertrouwen’. Als je goed genoeg bent, dan durf je dat te laten zien. Het dossier ‘Onderwijstijd’ is zo’n voorbeeld van een gemeenschappelijk koppijn-dossier. Inspectie is ‘slechts’ een meteropnemer. En er wordt af en toe ook een potje van gemaakt. Scholen die dat op orde hebben worden er jaren niet op onderzocht.
  • Toezicht verandert per komend jaar: de toezichtslast gaat afnemen. Maar: kwaliteitszorg in de kast op het bestuursbureau maakt geen sterke indruk. Het moet beleefd worden door de professional op de werkvloer.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Implementeren, hoe doe je dat?

Leo van den Hoek vertelt over de HOE van Focus op Vakmanschap aan de hand van drie instrumenten. Het is nogal een majeure verandering: én nieuwe wetgeving, én beleid, én onderwijs en wijze van werken. Daarnaast moet ‘het huis op orde’ en de ‘lat omhoog’.

Hij zegt dat elk veranderingsproces vier rollen kent:

  • Sponsor: die heeft de macht.
  • Change agent: krijgt de opdracht het te regelen.
  • Target: is onderwerp van de verandering.
  • Advocate: heeft een mening maar niet altijd invloed.

Het wordt pas leuk als blijkt dat mensen soms de rol van een ander overnemen of meerdere rollen hebben. Hoe het niet werkt:

  • Onvoldoende evenwicht tussen ‘pijn’ en ‘visie’. De visie waar de verandering heen moet leidt altijd tot pijn. Als je tenminste graag alles bij het oude wilt houden.
  • Een baas die zijn rol van sponsor onvoldoende vervult. Dan moet je je afvragen, waarom hij/zij dat gedrag niet vertoont. Er omheen werken heeft niet veel nut. Dan ga je als het ware ‘ondergronds’. Durf dus je bestuurder te vragen naar het “Waarom?”!

Leo vervolgt met vijf implementatie of veranderstijlen, omschreven met kleuren. Deze zijn afkomstig van Leon Caluwé en onderscheiden manieren van denken of aanpakrichtingen. Personen hebben vaak de neiging om zich bij één familie van veranderstijl prettig te voelen. Daarnaast kan de top of management een andere stijl hebben dan de onderwijsteams zelf. Dan botsen de voorgestelde manieren van aanpak met hoe mensen deze wensen uit te voeren.

Leo moedigt aan je eigen veranderstijl te leren kennen. Doe een goede rolanalyse. Leer de veranderstijl van anderen herkennen en ben je daar bewust van. Dan begrijp je beter waar gedrag soms vandaan komt. Als je in een team met verandering aan de slag gaat, zorg dan voor een evenwichtige bemensing over de ‘veranderkleuren’.

 

Tip van Leo: Gebruik het 7s model van McKinsey:

Hier komen alle aspecten bij verandering op een iets andere manier voorbij. Het helpt je in ieder geval om problemen vanuit meerdere perspectieven te bekijken.

Eigenlijk gaat Leo zijn presentatie niet zozeer inhoudelijk over Focus op Vakmanschap, maar omdat het zoveel impact heeft lijkt me de nadruk op verandering op zich niet verkeerd.

Update: De presentatie is hier te vinden.

Verbreding van het begrip leren

Robert Jan Simons en Ellen van Dijk presenteren met de aankondiging uit het programma: Simons laat u zien hoe het begrip leren kan worden opgerekt door mindshifts, feedback en reflectie. Robert legt gelijk de nadruk op feedback. Hij maakt ook even reclame voor zijn boek.

Voor Robert valt er veel onder de noemer ‘leren’. Voorkennis, selecteren, analyseren, opnemen, mening vormen, interacteren, relateren, overzicht krijgen, organiseren, vastleggen, reflecteren en toepassen en gebruiken vallen er volgens hem allemaal onder. De rol van de onderwijzer omschrijft hij met allerlei werkwoorden: In stand houden en ontwikkelen van nieuwsgierigheid, het aanbieden van informatie, het gelegenheid bieden voor toepassen en gebruik … etc. Daarnaast benadrukt hij de noodzaak van het beperken van het aantal concepten dat je wilt laten leren en verbindt deze met contexten. Mij lijkt me dat als je niet vanuit deze concepten maar vanuit informatie zou vertrekken, de hoeveelheid leerstof ontploft.

Als het effect van leren gemeten wordt in onderzoek, blijkt steeds dat ‘feedback’ de grootste bepalende factor is. Lia Voerman heeft hier kenmerken van beschreven. Dit is overigens wel een tweerichting-kwestie: dus ook van studenten aan docenten.

Hij legt ook het verband tussen alle betrokkenen van feedback en culturen:

Ellen vervolgt met een onderzoek naar feedback en coaching binnen teams. Zij vertelt over het effect hiervan binnen een organisatie en benadrukt dat cultuur en houding belangrijker zijn nog dan procedures over feedback.

Frappant vond ik zelf de opmerking aan het einde n.a.v. een vraag over ELO’s: ‘feedback geven schriftelijk is meestal van een hogere kwaliteit dan mondeling. Ze moeten elkaar dus aanvullen, maar niet altijd is face-to-face beter’. En schriftelijk zou dan via een ELO heel goed kunnen. Aldus Robert-Jan. Het op grote schaal aansluiten bij de verschillen in voorkennis en leerstijlen kan volgens Robert-Jan dan ook alleen met technologie.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Meten is Leren

Hans de Zwart heeft een presentatie met de titel “Meten=Leren”. Hij neemt een aanloopje met de vraag: Hoe help je mensen strategisch te denken? In zijn ogen kan dat op basis van twee dimensies, namelijk ‘Scenario’s’ en ‘Relaties’.

Als je deze twee op een as zet dan krijg je vier kwadranten die zich laten omschrijven als:
– Old-Boy network
– In-Crowd
– Big Data
– Quantified Self

Hij verwijst verder naar de grondleggers en inspirators van Quantified Self: Vannevar Bush met zijn Memex, Steve Mann als eerste Cyborg en Nicholas Feltron met zijn ‘egocentrische’ jaarrapportages.

Hans stelt prikkelend:
Als de kosten van self-tracking binnenkort laag worden dan wordt jezelf niet meten onverantwoord. En Portfolios? Die kunnen verdwijnen!

De eerste golf QS ging vooral over het meten van fysieke zaken zoals fitness en gezondheid. Het “Meten=Leren” principe zal ook onderwijs beïnvloeden. Hoe? Hij legt het verband als volgt:

Er zijn drie zaken nodig om iets te leren:
1 Een nieuwe activiteit: Iets doen wat je nog niet eerder hebt gedaan.
2 Reflecteren: Om je bewust te worden van wat je leert.
3 Assessment en competentie

Quantified Self ondersteunt dit doordat het alle activiteiten meet. Hij legt daarna een link met gepersonaliseerde onderwijsinstructie. Die mogelijk wordt als we massaal onszelf voortdurend tot in detail meten (mijn interpretatie). Hans voorspelt ook het einde van portfolio’s  In plaats daarvan krijgen we ‘views’ op alles wat we meten aan een persoon.

Hij is ook kritisch:

  • Het is gezond als we af en toe vergeten…. dat gaat verdwijnen als we alles vastleggen.
  • We lopen slaapwandelend de surveillance staat in en het beschikbaar zijn van data baart privacy-zorgen.

Hij is in ieder geval niet angstig en omschrijft dat als het Proactionary Principle: als we niet zeker zijn van de consequenties van techniek, dan moeten we het juist wel proberen. Het tegenovergestelde dus van Precautionary Principle.

Update: De presentatie is hier te downloaden.

Socrates Reloaded

Alweer vijf jaar geleden was ik bij een lezing van Frank Buytendijk. Toen viel me al op hoe hij inhoud combineert met een aangename manier van vertellen. Computable stelde me in staat zijn laatste boek te recenseren, dus bij deze.

Filosofie is niet gecompliceerd of snobistisch en zelfs goed te gebruiken bij vraagstukken binnen het IT-domein. Sterker nog: het helpt de juiste eeuwenoude vragen te stellen bij moderne technische toepassingen. Deze toepassingen laten de grenzen van het menselijk kunnen steeds meer verdwijnen. Daarmee verschuift de relevante vraag van “Hoe lossen we dit op?” naar “Waarom doen we dit zo en nu?”.

Frank loopt niet systematisch filosofieën af om per stuk te laten zien hoe die manieren van denken helpen bij moderne dilemma’s. Zijn boek is daarentegen georganiseerd rondom thema’s, zoals ‘de kunst van het leiderschap’, ‘afhankelijkheid van techniek’ en ‘de zoektocht naar wijsheid’. Elk thema wordt gelardeerd met inzichten uit verschillende filosofische stromingen. Deze kruisbestuiving leidt soms tot originele conclusies, bijvoorbeeld dat Wikipedia meer communistische dan democratische kenmerken heeft, maar vaker helpt het de juiste vragen te stellen bij ethische kwesties rondom alomtegenwoordige techniek en informatie.

Frank schrijft luchtig en leesbaar zonder oppervlakkig te worden. Het boek helpt mij bewuster om te gaan met verschillende perspectieven en contexten die ten grondslag liggen aan veel IT-problemen. Hij kiest niet één filosofie die automatisch het ‘juiste’ morele standpunt of perspectief oplevert, maar wil je deze veeleer laten ontstijgen.

De schrijver legt ook het verband tussen IT-filosofie, -strategie en -implementatie. Als liefhebber van frameworks vind ik zijn tabel “Nine IT Strategies” (blz. 240) heel praktisch. Deze combineert drie basisfilosofieën met de mogelijke relaties tussen Business en IT. Erg bruikbaar als hulpmiddel bij dialogen tussen ICT-gebruikers en -aanbieders.

Frank krijgt een 8,5.

Venndaliseren van architectuur

Al een tijdje was ik alert op een potentiële kandidaat voor een zelfverzonnen Venn-diagram. Ik had er geen echte reden voor, anders dan dat er af en toe een leuk voorbeeld voorbijkomt. Het ‘enige’ dat je nodig hebt is drie kenmerken die in combinaties iets voorstellen. Vager kan ik het niet zeggen. Concreter wel.

Gedurende het schrijven van de “Hoe?Zo! Triple A” publicatie over informatie-architectuur, kwam ik achter de drie kenmerken van elke goede architectuur. Deze zijn al 2000 jaar geleden beschreven door Vitruvius in zijn boek De Architectura. Deze drie principes zijn: venustas (schoonheid), firmitas (stevigheid) en utilitas (bruikbaarheid).

Nu was mijn gedachte dat dit ook geldt voor systemen die onder architectuur gebouwd zijn. Als je een element mist dan heb je een probleem. Vandaar mijn Venn diagram van architectuur:

  • Schoonheid: een mooi systeem is gebruiksvriendelijk en ziet er aantrekkelijk uit.
  • Stevigheid: dat associeer ik vooral met een stabiel systeem dat foutloos werkt. Of verschillende systemen die samenwerken als bouwblokken en een stevig fundament vormen voor je werk.
  • Bruikbaarheid: dat komt tot uiting in de functionaliteit die precies juist is om een proces uit te kunnen voeren.

Op de overlap van de cirkels zie je wat je tekort komt: mis je schoonheid dan is het gebruiksonvriendelijk, mis je bruikbaarheid dan is het niet functioneel en als je stevigheid mist dan is het systeem instabiel.

Op zich zijn het ‘zomaar’ drie aspecten die hier in beeld komen, het kan echter helpen bij dialogen waarin eindgebruikers stellen dat een systeem ‘niet werkt’. Doorvragen brengt dan naar boven waar de onvrede precies vandaan komt.

Keynote sprekers op Dé Onderwijsdagen 2012

Ik had dus van te voren mijn verwachtingen op geschreven. Zodat ik achteraf wat doelgerichter kan reflecteren. Na een paar dagen bezinkt je eerste indruk een beetje en vormt je interne mening zich. Samengevat: ik hoopte op èn bevlogen sprekers met aangename spreekstijl èn sterke inhoud met nieuwe inzichten. In het eerste ben ik niet teleurgesteld en de tweede wel. Waarom?

Dale Stephens

Dale Stephens sprak over zijn UnCollege. Een snelle en afwisselende spreker. Voor het live-bloggen moest ik mentaal echt een tandje bijzetten, doordat ik gelijk alles in Nederlands blogde. Zijn boodschap is aan de ene kant universeel: schoolse opleidingen alleen zijn niet zaligmakend voor geluk in de rest van je leven, zeker als je daar te weinig leert en er een hoge schuld aan over houdt. Hij moedigt aan tot het volgen van je eigen ‘onderwijsroute’. Desnoods buiten de traditionele scholen om. En dan gaat het inhoudelijk bij mij wringen: Voor wie is dit inspiratie? Voor de gemiddelde docent of bestuurder? Of eerder voor de onderwijsinspectie en leerplichtambtenaar?

Als ik namelijk twee denkstappen verder maak dan weet ik niet waar het recht op onderwijs ophoudt en de plicht tot leren begint. Dus praktisch gezien: als je Dale zijn boodschap opvolgt als student, pardon BOV-er (Bewust-Ongeschoolde-VSV), zorg dan maar dat je boven de 18 bent en gekwalificeerd. Anders geen onschooling voor jou! Ben je jonger, dan moet je in Nederland toch echt even geduld hebben, voordat je absoluut verzuimer kan worden.

Dus ik kan me vinden in zijn universele boodschap! Maar in de praktijk heb ik er weinig aan toch? Ik heb wel vaker dat gevoel bij buitenlandse voorbeelden. Net alsof bezoeken aan Finland en hun superonderwijs je hier in Nederland helpen. De ideeën zijn inspirerend, maar de autonomie is hier niet na te bootsen. Daarom moet je daar niet gaan kijken als je medewerker bent op een school, maar als je werkt op het MinOCW.

Bas van der Veldt

De andere keynote-spreker was Bas van der Veldt. Erg entertainend, maar ik kon er niet over bloggen. Achteraf logisch, want: wat is nu zijn boodschap? Dat we ze de verkeerde dingen leren en dat we morgen al kunnen beginnen met moderniseren. Niks onwaars aan opzich. Maar het bracht mij niet genoeg diepgang.

In mijn ogen zou Bas zijn toegevoegde waarde op een ander terrein kunnen liggen: hij is directeur van een grote automatiseerder op het gebied van Finance en HR. Hij heeft volgens mij best veel onderwijsinstellingen als klant. Het kan niet anders dan dat hij veel bagage heeft op het gebied van bedrijfsvoering. En als hij een beetje zich zou verdiepen in onderwijsbedrijfsvoering, dàn zou ik zijn mening wel eens willen weten op het gebied van betaalbare onderwijslogistiek, massa-maatwerk en flexibilisering. Zijn oplossingen liggen op veel terreinen waar onderwijs mee te maken heeft. Nu haal ik deze oplossingen alleen erbij om te illustreren waar ik expertise bij Bas verwacht. Ik denk dat Bas prima hierover kan praten zonder dat het een reclamepraatje voor AFAS wordt.

Ik heb me verder wel erg vermaakt met zijn voorbeelden hoe automatisering niet moet.

 

 

Aantekeningen van Dé Onderwijsdagen 2012

Het is een beetje egocentrisch, ik weet het. Patsen met je eigen 84 conferentie-tweets.

Ze zijn als volgt gemaakt:

  • Downloaden van Archivist.
  • Zoeken op hashtag #owd12.
  • Exporteren naar text (tab gescheiden bestand) of naar xml.
  • Importeren in Excel, met tab als scheidingsteken. XML ging bij mij beter omdat er in sommige tweets iets staat wat lijkt op een tab of enter. Dat lijken dan 2 tweets in de tekst en dus 2 rijen in de tabel en dan gaat de import stuk.
  • Filteren op username @blogisch

Bij deze:

[table id=11 /]

De Onderwijsdagen – #owd12

Ik ben vandaag op ‘Dé Onderwijsdagen‘, georganiseerd door o.a. Kennisnet. Ik mag er weer livebloggen op het blog ervoor. Hieronder daarom de verwijzingen naar posts die ik schreef:

 

Hoe?Zo! Van blogger naar schrijver

Begin dit jaar kreeg ik een belletje van Kennisnet: of ik het zag zitten om een praktisch boekje te schrijven over het gebruik van de Triple A informatie-architectuur binnen MBO-instellingen. Na kort wikken en wegen (het is nogal een stap van blogger naar schrijver) en het verkennen van de opdracht ben ik akkoord gegaan. Ik gaf er verder weinig ruchtbaarheid aan, eerst maar eens presteren voordat ik tam-tam.

Uiteindelijk ben ik er erg trots op! Vorige week was de lancering op het netwerk van ‘Informatiemanagers in het MBO’ en de publicatie is hier terug te vinden. Mijn ervaringen op een rij (ik zal teveel uitroeptekens proberen te mijden):

  • Schrijven voor een doelgroep is totaal anders dan bloggen voor jezelf!
    Op mijn blog schrijf ik waarover ik wil en in de stijl die ik wil. Expres denk ik meestal niet aan een doelgroep. Ik ging er altijd vanuit dat social media mij die lezers brengt die een klik hebben met mijn teksten. Dat hoeft op zich niet een grote doelgroep te worden.
    Met een publicatie voor anderen werkt het andersom. Leidend is dan wat anderen nodig hebben, wat anderen  begrijpen en wat anderen nuttig vinden. Dat vergt het vermogen om je te verplaatsen in de ander. Daarnaast was het een uitdaging om ‘techno-babbel’ te vermijden en niet te cryptisch te zijn. Ik heb de neiging om vier dingen in één zin te zeggen.
  • Het Hoe?Zo! format is erg handig. Het voelt niet beklemmend en laat genoeg ruimte om je gedachten zelf vorm te geven en je woorden tot leven te laten komen.
  • Er gaat veel meer tijd in zitten dan je van te voren denkt. Dat was het overigens meer dan waard!

Al met al erg leerzaam en een spannende klus!