Yearly Archives: 2009

Strategisch assortimentsbeleid

Ik kreeg een reactie van Tom Schelleken (IDCollege) op mijn bericht over de Long Tail in onderwijs. Hij vertelde dat ze soortgelijke cijfers van hun eigen instelling willen gaan gebruiken als input voor het bepalen van hun “strategisch assortimentsbeleid”.

Nu ben ik altijd gek op nieuwe termen of definities, dus deze stuiterde ook een beetje van links naar rechts door mijn hoofd. Ik heb er ook even over gegoogled. Als je dan je eigen tweet over deze term gelijk als tweede treffer aantreft, dan weet je dat het niet veel voorkomt, ook niet in andere branches. Terwijl het eigenlijk meer een retail term is. Toch vindt ik dat we zo’n beleid moeten hebben. Waarom?

Omdat een ‘Strategisch Assortimentsbeleid’ je laat nadenken over vragen als:

  • Wat doen we met opleidingen met relatief weinig deelnemers?
  • Bieden we een breed assortiment van opleidingen aan, of gaan we voor een paar toppers?
  • Bieden we alleen een basisassortiment aan of gaan we ook voor “impuls-aankopen”? (zijn er die en moet je die willen in onderwijs? Ook in opleidingen heb je rages…)
  • Welke rol speelt onze maatschappelijke verantwoordelijkheid?
  • In welke mate kiezen we bewust voor opleidingen die relatief veel kosten, wellicht als het rendement hiervan hoger is?
  • Hoe staat de consument centraal? Wat doe je als deelnemers opleidingen willen die buiten je basisassortiment vallen?

Daarnaast denk ik dat strategisch assortimentsbeleid als input kan dienen voor de Use Case strategische planning in onderstaande bollenplaat van TripleA:

ol

VSV – De pegels

N.a.v. mijn eigen vragen over de norm en de berekening VSV, ben ik het gaan doorrekenen voor de MBO scholen zoals deze staan vermeld in de zogenaamde bijlage3B. Veel rekensommetjes, maar ik hoop dat het te volgen is.

Als voorbeeld ROC Tilburg:

  • Peiljaar 0506 hadden we 6678 deelnemers en 928 VSV-ers. Dat is 13,9%
  • Het schooljaar 0708 hadden we 6898 deelnemers en 887 VSV-ers. Dat is 12,9%
  • De afname is dan volgens CFI 928 – 887 = 41.
  • Deze reductie vertegenwoordigt een waarde van €82.000

Echter, in ons geval, was de kleinere VSV voortgekomen uit een  grotere populatie deelnemers! 

Bij gelijkblijvende VSV van 13,9% zouden we, als we even goed presteerden, er dus 13,9% x 6898 = 959 mogen hebben. Oftwel: als je het even goed doet, mag bij een toename in studenten, je meer absolute VSV hebben.

Dan is naar mijn mening de reductie: 959 – 887 = 72

Deze reductie vertegenwoordigt een waarde van €143.644 Het verschil met €82.000 is dan €61.644.

Dat zou voldoende zijn om fulltime iemand aan te nemen die alleen maar deelnemers achterna rent om uitval te behoeden!

Ik heb dezelfde berekening gedaan voor alle ROC’s uit bijlage3b. Kom je tot interessante bedragen teveel of te weinig uitgekeerde beloning! Per saldo over alle MBO’s heen valt het wel mee, slechts €1.509.844 Echter voor grotere instellingen kunnen de bedragen aardig oplopen…

Nogmaals, als ik iets verkeerd bereken, dan hoor ik het graag.

VSV – Wie kijkt er mee?

Ook onze regio heeft een VSV convenant afgesloten. En niet voor niets, het terugdringen van voortijdig schoolverlaten is hot. Overigens is voortijdig schoolverlaten iets anders als ongediplomeerd uitvallen. Dus even voor de preciezigheid:

Je bent VSV-er als je tussen op 1 oktober tussen de 12 en de 21 bent èn het jaar erop op 1 oktober niet studeert èn niet in het bezit bent van een kwalificatie.

De lange definitie, berekeningswijze en uitgebreide criteria heb ik even samengevat in een documentje. Alle andere convenanten zijn hier terug te vinden. Vanuit informatiemanagement zijn we betrokken bij de analyse van de cijfers. Onze eigen organisatie komt op een reductie van 4,4%. Dus is leuk, maar het doel was een 10% reductie te behalen. Deze cijfers berekent het CFI op basis van de afslag die van BRON komt. Om zelf te analyseren, moet je de berekening eigenlijk zelf kunnen reproduceren. Daarom lopen we gelijk tegen iets aan: de norm.

Nu weet ik wel, dat niemand die de norm niet haalt, de norm leuk vindt, maar er valt toch iets op af te dingen. Wat gunstig of ongunstig kan uitpakken overigens. Het lijkt er op dat men een absolute norm gesteld heeft i.p.v. een relatieve. En dat kan vreemd uitpakken. Omdat alles toch open op internet terug te vinden is, inclusief handtekening van voorzitter van bestuur, kan ik hier wel uit de school klappen, verwacht ik. Kijkt u mee?

  • Als peiljaar neemt men het aantal VSV-ers van 2005-2006: In ons geval was dat 602, althans volgens het convenant (blz 12)!
  • Jaarlijks beoogt men een 10% reductie te behalen. Elke gereduceerde VSV-er levert €2000,- op.
  • De reductie t/m schooljaar 2007-2008 moet dan 60 zijn.
  • De reductie t/m schooljaar 2008-2009 moet dan 120 zijn etc.
  • De VSV getallen van de MBO’s voor schooljaar 2007-2008 zijn hier terug te vinden. ROC Tilburg (Formerly known as ROC Midden Brabant) komt daar alsvolgt uit: Hier schijnen we ineens 928 VSV-ers te hebben. Zomaar 326 meer! Dan valt er ten eerste meer te reduceren, ten tweede zou 10% hiervan een bedrag van 32 x 2000 = €64.000 aan subsidie vertegenwoordigen, te veel of te weinig.

Hoe dan ook: ik kan dit niet anders uitleggen als tegenstrijdige informatievoorziening van CFI. Any sugggestions? Ik heb het graag mis! Maar wat is dat toch met absolute normen? Elk jaar 60 VSV-ers minder. Wat gebeurt er dan als je deelnemers aantal vermindert? Als je percentage VSV gelijk blijft, dan is bij een lager aantal deelnemers, automatisch je absolute aantal VSV-ers ook minder. Norm gehaald! Proost en een borrel!

Als je namelijk een absolute norm afspreekt vanuit een peiljaar, dan gaat de relatieve norm schommelen. Typisch geval van “Prestatie-indicator gehaalt, succes-factor niet…”

Een alternatief zou kunnen zijn: het percentage VSV uitstroom moet met 10% afnemen. Of nog beter: stel een % norm VSV vast dat je acceptabel vindt en kijk jaarlijks of je meer of minder relatieve VSV hebt.  Nu zegt de norm iets over de afname i.p.v. de VSV zelf.

Congres Onderwijslogistiek en CGO

Dit is een beetje een late post over het congres van afgelopen donderdag. Ik merk toch dat als ik niet live-blog het er moeilijk van komt om iets te schrijven. Overigens vond ik de verzorging en organisatie, afgezien van afwezigheid wifi, prima. Tweets zijn hier te vinden. Hieronder de impressie:

Opening door Luc Verburgh

Luc onderscheid 5 dimensies die je kunt beschrijven als je over onderwijslogistiek praat: 

  • Visie en Ambitie: Deze kan variëren van 1x per jaar een diploma halen of instromen, tot en met elke dag. Vraag je af:  “Wat zijn de organiseerbare effecten van deze ambities?” Wil ik meerdere flexibiliteitsaanpakken door elkaar? En zo ja, welke dan in welke mate?
  • Processen: Breng al je processen in kaart, niet alleen het directe onderwijzen maar ook stage, BPV, examinering etc.
  • Systemen: “Grosso modo, hebben we 70% van de benodigde systemen in kaart gebracht, voor 70% daarvan hebben we robuuste systemen, maar daar weer 70% van wordt daadwerkelijk gebruikt. Waarom zijn we in staat om geweldige systemen uit te rollen die zo beperkt gebruikt worden?”
  • Mensen
  • Financiën

Nieuwe kreet: “Gepercipieerde flexibiliteit”. Oftwel: de daadwerkelijk ontvangen flexibiliteit. Deze verschilt nog al eens van de “Gecommuniceerde flexibiliteit“.

Verder pleit Luc voor “DocentInformatieSystemen” i.p.v. “ManagementInformatieSystemen”. Hier sluit ik me van harte bij aan. Het nut van dashboards, indicatoren en rapportages voor management is beperkt, intelligente systemen voor de professional op de werkvloer zouden de volgende stap kunnen zijn. Anderen noemen dit “Social Business Intelligence

Logistieke Puzzels door Erwin Abbink van NS

Erwin ziet overeenkomsten tussen de uitdagingen waar de NS voor staat en die van het onderwijs. Nu gaat elke vergelijking een keer mank, maar bij deze: leerlingen = reizigers, opleiding = reizen, lessen = treinritten, lokalen = treintoestel, leraren = machnisten, school = rails etc.

Erwin begint met een feel-good-movie over de NS. Alleen al de planningsafdeling werken 400 personen. Hun opdracht: “Hoe kunnen we veel meer reizigers vervoeren en tegelijkertijd betrouwbare service bieden?”

Wat mij opviel: 

  • Om niet alleen op het gevoel af te gaan, besteed men expliciet aandacht aan “Operations Research“. Een tak van sport dat in onderwijsland nog onderbelicht is.
  • De nadruk op wiskunde: de modellen en algoritmen zijn nogal complex. Dan ontkom je niet aan raketwetenschap.
  • De NS wil naar individueel roosteren voor personeel. Dat is iets anders als zelf-roosteren!
  •  Keuzevrijheid: Als er zoveel treinen rijden, dat je eigenlijk het gevoel hebt het spoorboekje niet nodig te hebben, dan ervaart de reiziger dit als keuzevrijheid.
  • “Je maakt een planning voor de gemiddelde machinist en die bestaat niet.” Klinkt bekend in de oren…

Daarnaast weer veel nieuwe woorden geleerd 😉 : Halteertijden, opvolgtijden, rijtijden.

Een vraag vanuit de zaal die me opviel: Wat doe je met mensen die onderweg van einddoel veranderen?

Antwoord: “De NS gaat uit van zelfredzaamheid, dus dan zoeken mensen het zelf uit…”

Functioneel Ontwerp Onderwijslogistiek door Tjeerd Oomens van Triple A

Tjeerd ligt het doel van dit werkpakket toe: het uitwerken en ontwikkelen in een functioneel ontwerp van het onderwijsprocesmodel gebaseerd op competentie gericht onderwijs. Omdat dit met subsidie tot stand komt, wordt dit ontwerp gedeeld met het hele BVE-veld. Hierbij blijft wel het uitgangspunt: het moet geschikt zijn voor alle soorten van onderwijs. In ieder geval alle soorten binnen het model van Geurts. Ik heb er al eerder over geschreven.

De te ontwikkelen applicatie moet de volgende stappen ondersteunen:

  • Het formuleren van leervraag en specificeren van leerarrangement.
  • Maken en effectueren van een rooster d.m.v. “roostermachine” rekening houdend met individuele leerarrangementen en bedrijfsoverwegingen.
  • De kwaliteit van het rooster moet beoordeeld worden.
  • Interessante tussenstap: deelnemeracceptatie en individuele roosteroplossingen. Oftwel: zit er ergens een stap tussen waarin de deelnemer zelf akkoord moet gaan met het voor hem gemaakte rooster?
  • Forward mapping: verwachtingen meenemen in het proces.
  • Optimaal inzetten van resources.

Het doel van TripleA: dit jaar alle gedeeltes van de bollenplaat uit te werken. Daarnaast komt er een prototype “rooster- engine” ter beschikking voor alle afnemers en leveranciers. Deze rooster-engine moet bovenstaande stappen kunnen ondersteunen. Men hoopt dat “de markt hiermee aan de haal gaat”.

Onderwijscatalogus door Jacob Hop en Piet de Kant

Ook hier geldt: alle smaken onderwijs zoals die in het model van Geurts naar voren komen moeten te ondersteunen zijn. Al deze vormen maken gebruik van allerlei onderwijsproducten. Onder product wordt niet alleen de hele opleiding verstaan, maar ook de onderdelen daarvan. Deze worden gemetadateert in een catalogus gestopt.

Jacob ligt vervolgens toe het verschil tussen taxonomie en de onderwijscatalogus.

  • Taxonomie: beschrijft het WAT. Wat je moet kennen en kunnen om een diploma te kunnen krijgen, te kwalificeren. De verantwoordelijkheid ligt bij de overheid. Deze volgt de volgende boomstructuur: Domein ==> Diplomagebied ==> kwalificatiedossier ==> Kerntaak ==> Werkproces
  • Onderwijscatalogus: beschrijft het HOE. Het onderwijsaanbod van een instelling. Dus hoe deelnemers worden opgeleid om te kennen, kunnen wat er in het kwalificatiedossier staat. De verantwoordelijkheid ligt bij de instelling.

Conceptueel gezien moet de catalogus lijken op die van Overtoom of IKEA. Met vooraal veel elementen die zijn samen te stellen, tot een groter geheel (Ooit wel eens een PAX kast bij IKEA besteld?). Elke element uit de catalogus wordt vervolgens gekoppeld aan één of meerdere items van de taxonomie. Alhoewel de taxonomie hiërarchisch is van aard, hoeft de catalogus niet dezelfde hiërarchie te volgen. Dit betekent dat een onderdeel, of product, voor meerdere domeinen, gebieden of dossiers bruikbaar kan zijn.

De metadat bevat ongeveer 20 velden met inhoudbeschrijving, logistiekbeschrijving, de omvang, belasting, frequentie, agenda, ruimte eisen, min/max studenten, medewerker specifieke informatie, middelen, volgorde, volgorde, paklijst (onderliggende mogelijkheden), taxonomie-aansluiting etc.

Groepsreis door het landschap

Ik was afgelopen dinsdag ingegaan op de uitnodiging van het BVE-Platform om aan te schuiven bij de EduArte Gebruikersgroep. Alhoewel mijn ROC dit ‘pakket’ niet heeft aangeschaft is zo’n dag een bron van ‘authentieke’ informatie die ons helpt bij de oriëntatie op de opvolger nOISe.

Nu zou ik een hele waslijst van functionaliteiten kunnen noemen die er onlangs bij zijn gekomen in het pakket. Maar dan zit ik op ‘knopjes’-niveau van een pakket dat nog in ontwikkeling is. Dat bespaar ik jullie. Er zijn me wel een aantal punten heel erg opgevallen.

‘Vroeger’ toen alles nog onverzichtelijk was, zat de wereld eenvoudiger in elkaar: 1 applicatie, 1 leverancier en 1 gebruikersorganisatie. De laatste is zo’n typische ITIL/BiSl term die eigenlijk staat voor een vertegenwoordiging van alle klanten of eindgebruikers. Deze groep dient als klankbord voor de leverancier en tevens kunnen klanten onderling ervaringen uitwisselen over implementatie-trajecten.

Maar nu is er sprake van een ‘applicatielandschap’ waarop verschillende leveranciers functionaliteit kunnen bieden op, gedeeltelijk, overlappende onderdelen. Voor het gemak pak ik even de bollenplaat erbij van TripleA.

bollenplaat

TripleA heeft de aanbesteding gedaan voor de Kernregistratie. De gunning is gegaan naar Educus, een samenwerking van Topicus en Stoas. Zij bouwen, respectievelijk vermarkten Eduarte. Volgt u het nog? Maar EduArte levert ook een onderdeel Participatie, Competentiemeter en Deelnemersbegeleidingssysteem, volgens deze releasekalender. 

TripleA zit ondertussen niet stil, want de rest van het applicatielandschap moet ook ingevuld worden. Dan moet je “eerst weten wat je wilt”. Die omschrijving noemen we “Functioneel Ontwerp” en zijn na enig zoekwerk hier terug te vinden. Ook deze andere onderdelen gaan aanbesteed worden. Daar kunnen ook andere ROC’s weer aan mee doen. Daar kunnen ook andere leveranciers weer op gaan reageren. 

Om tot mijn punt te komen: hoe organiseer je in de toekomst gebruikersgroepen van onderdelen van het applicatielandschap dusdanig, dat de functionaliteitsbehoefte en informatievoorziening geborgd blijft? Op elk blok van het model kunnen meerdere leveranciers zitten. Andersom: gaan ROC’s elkaar in wisselende samenstelling ontmoeten op onderdelen van dit model? Zodat de samenwerking vruchten afwerpt?

Wat ik erg positief vindt: de functionele ontwerpen zijn met subsidiegeld gemaakt en worden daarom vrij ter beschikking gesteld. Of je nu samen aanbesteed of niet. Daar maken ook wij dankbaar gebruikt van.

Daarnaast heeft TripleA het voor elkaar gekregen dat zowel de onderwijscatalogus als de kernregistratie open-source worden. Dit vind ik een grote stap, omdat het in de toekomst de mogelijkheid biedt van leverancier te wisselen zonder last te hebben van de klassieke vendor lock-in. Tevens biedt het andere leveranciers de mogelijkheid om in de SOA architectuur aan te sluiten en hun functionaliteit geïntegreerd aan te bieden.

Parell bijeenkomst

Ik ben vandaag aanwezig geweest bij een PARELL bijeenkomst en bij deze een impressie.

Er loopt een onderzoek onder bestuurders en hun contactpersonen, over de relatie tussen onderwijs, ict en bedrijfsvoering. In de vorm van interviews. Doel is te achterhalen waar ‘blinde vlekken’ zitten op dit terrein. Ook de betrokkenheid van bestuurders wordt gestimuleerd, door actief  te inventariseren welke vragen er leven op het gebied van onderwijsbedrijfsvoering en flexibilisering. 

Vervolgens vertelt Hans van Honk (Procesmanagement MBO2010) over het streefbeeld 2010 van staatsecretaris OCW:

  • Nieuwe opleidingen zijn goed vormgegeven, de kwaliteit is gewaarborgd en bedrijfsvoering moet op orde zijn.
  • Er is sprake van continue kwaliteisbewaking.
  • De examens zijn goed vormgegeven.

Het doel van procesmangement mbo2010: ROC”s ondersteunen bij modernisering via

  • Ontwikkelen modellen
  • Aansluiten bij initiatieven
  • Gebruik maken van bestaande netwerken.
  • Kern: inventariseren en ter beschikking stellen good practices.

MBO2010 houdt zich bezig met 3 thema’s:

  • Inhoud
  • Professionalisering
  • Bedrijfsvoering

Wat wordt er dan onder bedrijfsvoering verstaan? Hans hanteert de definitie:

“Afgestemd geheel van mensen, middelen, sytemen t.b.v. realisatie doelstellingen en succesvolle uitvoering van processen in onderwijs.”

Afgeleid hiervan is onderwijslogistiek:

“Afgestemd geheel van beschikbaarheid van mensen en middelen t.b.v. succesvolle uitvoering processen in het onderwijs”.

De werkwijze binnen het thema bedrijfsvoering, volgt de volgende stappen: 

Processen -> Functineel Ontwerp -> Instrumenten -> Gebruik

Het complete plaatje is hier terug te vinden en de presentatie van Hans volgt hieronder:

De onderwijscalculator

Op de Parell bijeenkomst van vandaag gaf Artefaction een demonstratie van hun onderwijscalculator. Jef heeft hier ook over geschreven. 

Achtergrond van het model op inhoud:

  • Het model probeert inzichtelijk te maken, welke kosten onderwijsactiviteiten met zich meebrengen.
  • Niet alleen brengt het de kosten van het primaire proces in beeld, maar ook van ondersteunende processen. 
  • Het model werkt op alle niveau’s: teams, scholen en instellingen.
  • Het model is slechts de helft van het verhaal: inzichten zijn leuk, maar hoe “durf” je er mee aan de slag te gaan binnen je instelling.

Vervolgens volgde een demonstratie: 

Het begint met de inrichting van het model met je eigen parameters: sectoren, personeelssoorten, activiteitssoorten, leerwegsoorten en ruimtesoorten. Elke parameter heeft attributen zoals aantallen, fte, tarieven en euri. Daarna wordt het aanbod van opleidingen van een team ingevuld en wat men er voor nodig heeft. Ook is per opleiding weer in te vullen wat voor soort onderwijsactiviteiten er zijn. Dit kan zo fijnmazig als je wilt. 

Uiteindelijk leidt dit een rapport: wat zijn de totale kosten van een opleiding, wat kost deze opleiding per student. Als vervolgens met de parameters gespeeld wordt, zie je direct het effect op benodigde personeel, ruimtes en kosten.

Vragen en opmerkingen:

  • Geeft het systeem signalen als iets “echt niet kan”? Op dit moment niet, als je over je budget heen schiet, of over je “personeelsvoorraad” dan moet je dit zelf vergelijken. 
  • Waar komt CGO in het model terug? Op zich niet direct, het zou ook gebruikt kunnen worden voor “oude” vormen van onderwijs. 
  • Zou het gekoppeld kunnen worden aan een workflow waarin teamactiviteiten-plannen, leiden tot een check bij ondersteunende diensten, goedkeuring voor budgetten etc.? 
  • Het is juist goed als de calculator “onderwijsmodel-neutraal” is. Zodat instellingen met verschillende onderwijsmodellen het toch kunnen gebruiken.
  • Is het gebruik van het model veel werk? Ervaring laat zien dat opleidingsmanagers hun opleidingen en parameters er in “drie kwartier” in hebben zitten. Veel meer tijd gaat zitten in het bedenken wat je met de uitkomsten wil. Gaan teams “spelen” om plannen te maken, of gaan besturen dit gebruiken om strategische beslissingen te nemen?
  • Is er meer bekend over de algorithmen en manieren van doorrekenen? In workshops wordt hierover meer achtergrondinformatie gegeven.
  • Ervaringen op ROC Mondriaan laten zien dat teams in staat zijn om vanuit het onderwijsconcept de stap naar bekostiging te maken èn terug. Er ontstaat zo een constructief proces waarin wat wenselijk is afgestemd wordt met wat mogelijk is.
  • Praktisch: 1 maart is de tool klaar, dan kunnen in “train-de-trainer” sessies 2 mensen per ROC geschoold worden. Het wordt gefinancieerd door MBO2010. 
  • Beheer van het systeem: de tool is van MBO2010 en stelt het beschikbaar aan de instellingen. Zoals het er nu naar uitziet, gaat hier niets voor gerekend worden.

Marketing-samenvatting Artefaction: Vorig jaar zei men “Ik heb geen instrument, had ik er maar een dan kon ik het uitrekenen”. Die tijd is voorbij.

Teachmeet NL

teachmeetnl-logovrij1

Gisteren bezocht ik de eerst TeachMeetNL, initiatief van Fons van den Berg. Als een soort backchannel hadden we ook hiervoor een TwitterFountain. Mijn steekwoorden: gaaf, intens, snel, energiek en inspirerend. Ook Sia heeft al een impressie.

De werkvorm is een zogenaamde unconference, waarin de deelnemers zelf de inhoud en organisatie bepalen. Van te voren meld iedereen zich aan via een wiki en vertelt wat hij/zij wil bijdragen. Dat heeft gisteren geleid tot een hele reeks korte, inspirerende presentaties. Ik had na 4 uur het gevoel meer indrukken verwerkt te hebben dan een hele dag “normale” conferentie. Normaal gesproken blog ik live mee. Omdat er nu micro en nanopresentaties gegeven werden, microblogde ik live mee, samen met een aantal anderen. De totale stream is hier te lezen, op de vorige pagina’s staan de tweets tijdens de bijeenkomst zelf.

Ik mocht ook zelf een presentatie geven, over een voorbeeld van onderwijslogistiek. Om de tijd te bewaken liep er een klok mee in beeld, af te tellen vanaf 7 minuten. Ik heb nog nooit zo’n “up-tempo” presentatie gegeven, alsof alles in adem verliep, adrenaline kick op de een of andere manier.

Een erg geslaagde bijeenkomst, qua werkvorm en inhoud, en ik zie uit naar de volgende Teachmeet. Iemand een idee?

Leraar24

In navolging van deze oproep, maar eigenlijk zoek ik gewoon een smoes om weer iets van twitter te laten zien en vandaag was er een redelijke twitterplosie over de “Disclaimer” van www.leraar24.nl. Om dit realtime in beeld te brengen zou een twitterfountain weer kunnen, maar zocht nu meer iets om de discussie in beeld te krijgen. Dat kan onder andere door bij TweetGrid een widget aan te maken. Wat ik zelf grappig vindt is de manier waarop je zo in contact komt met mensen die op hetzelfde moment het ook over een bepaald onderwerp hebben. Verder is er over de inhoud van de discussie al veel gezegd…

Twibble

twibble

Alhoewel er al meerdere Twitter clients zijn voor mobiele apparaten, vond ik ze tot nu toe traag of geheugenvretend. Dat kan zomaar aan mijn Blackberry liggen. Maar toen ik voor het eerst iemand binnen de familie op weg hielp met Twitter kwam weer de vraag: Wat draait op mijn Nokia…
Dat bleek Twibble te zijn. De site vraagt niet om je wachtwoord. Het programmatje zelf, eenmaal geïnstalleerd, natuurlijk wel. Ervaring, subjectief, tot nu toe:

  • Start vlot op.
  • Sneltoetsen voor refresh en tweets zijn handig.
  • Draait soepel, in ieder geval op Nokia E71 en Blackberry 8310, maar verder op alles wat Java aankan.
  • Ziet er gelikt uit, maar dat is persoonlijk.
  • Mogelijkheid om GPS locatie te gebruiken om je Twitter locatie te updaten.