Onderwijslogistieke deel van de bollenplaat

OK, welke bollenplaat bestaat er nu uit rechthoeken? Soms ontstaat een bijnaam uit de vorm van model-onderdelen die later shape-shiften.

Het was voor mij de eerste kennismaking met het gedeelte onderwijslogistiek binnen de bollenplaat. De kernregistratie kennen we wel zo’n beetje. De processen binnen onderwijslogistiek zijn als volgt samen te vatten:

  • Na het maken van een overeenkomst of na signalen uit het begeleidingsgedeelte wordt een leervraag geformuleerd. Deelnemer en zijn vraag centraal dus.
  • Vervolgens wordt gekeken vanuit de onderwijscatalogus of er inhoudelijk een aanbod gedaan kan worden aan de student.
  • Daarna gaat er een zogenaamde “roostermachine” aan de gang. Niet zozeer een roosterprogramma in de traditionele betekenis, maar eentje die kijkt naar het passende aanbod aan de ene kant en de beschikbare resources (personeel, financieel, facilitair etc) aan de andere kant. Oftewel vraag, aanbod en randvoorwaarden ontmoeten elkaar.
  • De manier waarop deze machine zaken doorrekent of plant hangt samen met de “business rules” van een instelling. Deze uitgangspunten bieden een kader waarbinnen de matching plaatsvindt en eventueel knelpunten naar boven komen.
  • Het niet kunnen faciliteren van een vraag en bijbehorend onderwijsaanbod doorloopt vervolgens een apart proces. Er is immers al een overeenkomst met de deelnemer.
  • Als gedurende de ontwikkeling van een student een veranderende vraag ontstaat gaat de machine weer aan de slag.

Eigen indruk: het “machientje” dat voordurend intelligent omgaat met veranderende vragen van een individu en hierop resources matcht is in mijn ogen raketwetenschap. Tegelijkertijd is het het hart van de logistiek. Dit soort geavanceerde functionaliteit wordt wellicht ook geboden in de wereld van transportlogistiek.
Tegelijkertijd vraag ik me af of dit alleen nodig is omdat het oplossingen biedt voor complexheid die we zelf organiseren. Als er ruimte is voor zelforganiserend vermogen van kleinere teams dan speelt dit wellicht minder. Dus de schaal waarop iets gepland of gematcht wordt speelt een rol.

Vanuit TripleA is men nu bezig om het programma van eisen verder uit te werken. Dat gebeurt door deelnemende instellingen gezamenlijk. Onduidelijk is nog in hoeverre ook de implementatie gezamenlijk wordt uitgevoerd.

PARELL bijeenkomst

Ik was vandaag bij een PARELL bijeenkomst en er stonden 2 zaken op de agenda: de ervaringen uit de workshops “Flexcollege” die kennisnet heeft gegeven op o.a. ROC Eindhoven en ROC Nijmegen en de stand van zaken binnen TripleA op het gebied van het onderwijslogistieke deel van de bollenplaat.

In de workshops “Flexcollege” wordt een simulatie uitgevoerd. Van te voren wordt in een intake bepaald welke leervragen een CVB heeft. Deze leiden tot onderzoeksvragen die de workshop inhoud geven. Uit de eerste bijeenkomst komen dan voorlopige conclusies die weer als input dienen voor een tweede deel (waarin gekeken wordt naar oplossingsrichtingen). Door je aanbod, personeel etc. vast te leggen in een onderwijsmodel kunnen er bepaalde keuzes ingevoerd worden. De simulatie gaat deze keuzes vervolgens doorrekenen. Een paar opmerkingen:

  • De initiele dataset op het gebied van resources is o.a. afkomstig van ROC Eindhoven. Het blijkt in de praktijk niet storend te zijn om te werken met “andermans cijfers”. Omdat inzicht in de consequenties van bepaalde keuzes voldoende aangrijpingspunten bieden voor beslissingstrajecten.
  • De uitkomst van de simulatie kan een onbetaalbare zijn. Binnen één workshop kun je deze exercitie echter maar 1 keer doorlopen.
  • Kennisnet anonimiseert de leervragen en ervaringen. Vervolgens worden deze gedeeld op MarktplaatsMBO.
  • De workshops kunnen besteld worden. Ze kosten 10 kiloeuro waarvan de helft vergoed wordt uit het MBO2010 programma.

Jeroen Winkelhorst van ROC Nijmegen presenteerde daarna hun specifieke leerpunten:

Praktisch: Het is goed om bij deze workshop mensen te betrekken uit alle lagen en delen van je instelling.

Inhoudelijk voor wat betreft flexibilisering:

  • Het goed regelen van EVC heeft een enorme impact op rendementen en diploma’s. Het veronderstelt wel een organisatie die na het vaststellen van EVC’s er mee om weet te gaan.
  • Meerdere instroommomenten inbouwen heeft een relatief kleine impact op rendement of uitval.
  • Ruimere openstelling van gebouwen in weken door het jaar, heeft slechts een gering effect.
  • Cruciaal is een goed gevulde onderwijscatalogus en daar te zoeken naar standaarden.
  • Sommige flexibiliseringmaatregelen leiden niet tot hogere rendementen, maar zijn misschien wel wenselijk voor de klanttevredenheid.
  • Op niveau 3, 4 is meer behoefte aan flexibilisering in zijn algemeenheid dan op niveau 1, 2.
  • Er bestaat de valkuil om teveel te denken vanuit de huidige situatie en dan proberen te flexibiliseren, ipv echts iets nieuws te verzinnen.

Eigen indruk: ik verwacht dat de workshops zeker bijdragen aan het spelen en stoeien met flexibilisering en mogelijke keuzes. Daarnaast hoop ik dat de vorming van domeinen binnen de MBO sector ook structureel meer ruimte biedt aan flexibilisering. Mijn vraag of domeinvorming van invloed is op de algoritmen in de simulatie zou worden meegenomen.

Corporate Performance Management

Oftewel, hoe beheers ik de prestaties van de organsiatie. Ik was vorige week bij een Heliview conferentie over CPM (Corporate Performance Management). Ook deze keer weer voor mij onbekend publiek, met deelnemers uit allerlei bedrijfstakken en niet-commerciële sector. Ik blijf een beetje dubbel gevoel houden bij deze conferenties: dik gesponsord door leveranciers en dus ook gekleurd door leveranciers. Aan de andere kant zijn de “Praktijkcase” presentaties wel waardevol.

Continue reading

Parell bijeenkomst

Afgelopen week was ik aanwezig bij een PARELL bijeenkomst. Opvallend is de diversiteit van de deelnemers en bezoekers. Beleidsmedewerkers, informatiemanagers en innovators. Waarschijnlijk komt dit doordat onderwijsbedrijfsvoering zoveel vlakken raakt. Voor het ‘netwerk’ effect van PARELL is dat alleen maar goed. Al snel kwam het profiel van de programmamanger naar voren en omdat daarin veel verteld wordt over PARELL zelf, herhaal ik het hier:
PARELL stimuleert, faciliteert en coördineert de kennisdeling en kennisontwikkeling op het gebied van onderbedrijfsvoering in het MBO. De activiteiten van PARELL resulteren in concrete producten en modellen die MBO-scholen kunnen helpen bij het verbeteren van de kwaliteit van hun onderwijsbedrijfsvoering en daarmee de kwaliteit van het onderwijs.
Daarna kregen we onder begeleiding van Artefaction een opdracht mee, n.a.v. hun onderzoek uitgevoerd bij ROC Friesland. ROC Friesland gaf hiermee openhartig een kijkje in eigen keuken!

Maaike Kessel vertelt dat ze zien dat in het onderwijsveld het onderwijskundig perspectief domineert. Het organisatiekundig perspectief blijft daarop achter. Alhoewel ik dit als volgorde juist vindt, kan het één niet zonder de ander. Als het onderwijs innoveert zonder de organisatie te innoveren, loopt het geheel spaak. De vraag die steeds terugkomt is dan: welke eisen stelt het nieuwe onderwijs aan de organisaties van ROC’s?

Hierbij spelen 2 wetmatigheden een rol:

  • Variatie is alleen mogelijk bij standaardisatie.
  • Variatie is duurder dan standaardisatie.

Flexibel onderwijs op maat leidt tot hogere, soms onbetaalbare, kosten. Hoe kun je dan efficiencyverlies compenseren? In andere branches zijn deze mogelijkheden van ‘mass-customisation’ (Davis 1979 ‘Future Perfect’) al onder zocht. Hoe pas je echter ‘massa-maatwerk’ in het onderwijs toe? Hiervoor zijn 7 scenario’s mogelijk. Jef van den Hurk heeft hierover al geschreven. Zijn vraag was toen: “Onder welk scenario valt zelforganisatie?” Zoals ik het nu begrijp valt dat in bepaalde gevallen onder het scenario “De eenheid van organisatie vergroten”. Want zoals Jef zelf zegt:

“Enkele docenten op een grotere groep studenten, waardoor de flexibiliteit binnen die groep toenemen. Naar mijn idee is dit niet een louter onderwijsaangelegenheid. Wat er in feite gebeurt, is dat er wordt gedecentraliseerd. In plaats van een centrale planning waarop docenten voor een beperkte tijd aan groepen leerlingen worden gekoppeld (=les) komt er een planning op hoofdlijnen. De verfijnde planning wordt overgelaten aan het team en de groep studenten.”

Binnen de VMBO tak van onze eigen organisatie heb ik dit ook gezien. Voorbeelden waarin 3 vakken, 4 groepen, 4 docenten en 4 lokalen op een heel dagdeel geroosterd werden. De student en docent hadden dan van uur tot uur een vak en lokaal vermeld staan, echter men liet de studenten zelf de volgorde van opdrachten kiezen waarbij dus rondgelopen werd van ene lokaal naar het andere. Tijdens de aaneengeschakelde uren. Indirect is de redenatie van een groep docenten: geef ons een paar lokalen en groepen op een dagdeel en we regelen zelf de rest. De zelf-organisatie werd vormgegeven middels een balie waar de student een activiteit ophaalde. Vervolgens naar de ruimte ging waar dit uitgevoerd kon worden en daar een docent trof die er inhoudelijk bij kon ondersteunen.

Er kwam een vraag uit de zaal: “Is er al bekend wat de optimale grootte is van een module?” oftwel in mijn woorden: “Wat is de ideale balgrootte in de ballenbak?” Hierop kwam veel reactie, samenvattend: dat kan afhangen van het thema, het vak, de noodzaak tot lint-leren (opbouw heeft een verplichte volgorde) en dat beperkt de flexibiliteit.

Zoals bij alle strategieën geldt ook hier dat het combineren ervan cruciaal is. Er ontstond wat discussie over het niveau waarop deze 7 scenarios’s een hulpmiddel zijn. Kies je een ‘combi’ scenario op ROC niveau of op teamniveau?  Het laatste zou betekenen dat er verschillende variatie-scenario’s gebruikt worden, binnen één organisatie. Variëren in variatie-scenario’s zeg maar.  Aan de andere kant is één gekozen vorm van bovenaf, vaak niet werkbaar voor specifieke teams.

Zelf schoot me de vergelijking met lopende band werk te binnen: een lopende band ontwerpen, zonder massa maatwerk, is alleen nuttig bij ‘bulk’ productie. Bepaalde niches hebben daar geen schaalvoordelen van. Sommige opleiding zijn meer te vergelijken met ‘niches’, dan met ‘intensieve leerlinghouderij’. 

Lessen geleerd vanuit het Friesland College:

  • Geen strategieën stapelen! Dus gebruik niet teveel strategiën door elkaar.
  • Maatwerk mag niet leiden tot één-op-één onderwijs.
  • Huisvesting beperkt òf stimuleert de mogelijkheden op een directe manier. 
  • Zet E-learning niet in vanuit efficiency motieven.
  • Contextuele kenmerken spelen een belangrijke rol bij allerlei werkvormen en hebben dus invloed op de manier waarop je flexibiliseert.

Vervolgens gingen we als workshop verder aan de slag: elke tafel stelde een opleiding of ondersteunende dienst voor waarbij een specifiek knelpunt speelt. De opdracht was om met de scenario’s in gedachten, te bedenken hoe dat respectieve team geholpen zou kunnen worden. Dat leidde in mijn ogen maar beperkt tot praktische tips. Dat kan ook eigenlijk niet: daarvoor is de problematiek te complex. Wat ik zelf wel leerzaam vond is het worstelen met een specifieke case, waarbij de 7 scenario’s het ‘grijpbaarder’ maken.

Sectorarchitectuur

Tijdens de ELD bijeenkomst vorige week kwam ik de volgende slide tegen met de titel “Sectorarchitectuur”:

Even googlen laat zien dat dit in november 2007 al gepresenteerd (blz 13) is door Bram Gaakeer, medeauteur van NORA (Nederlandse Overheid Referentie Architectuur). Deze voorstelling van infrastructuur is overigens niet operationeel, maar als richting van ontwikkeling vindt ik het wel een interessante.

  • Het komt tegemoet aan het overheidsbeleid: de eigen informatiesystemen zijn er voor de informatiebehoefte van de overheden zelf, daarnaast zal elke sector zijn eigen informatiesysteem of infrastructuur moeten ontwikkelen. Hier voor de sector onderwijs voorgestelt door het bovenste blokje (PO, VO, BVE en HO) met als eigen ‘tonnetje’ de schooladministraties.
  • Deze architectuur schetst een verregaande portalisering met toegang voor zowel instelling als deelnemer (via DigID natuurlijk). 
  • In deze architectuur zou verticaal ruimte zijn voor andere sectoren: bijvoorbeeld de zorg met de zorginstellingen, schakelpunt en portaal.
  • Als ik het goed heb stellen de gele paden dan de platforms waarop informatie wordt uitgewisseld, voor.
  • Dit model zou het aantal “dubbele kruisverbanden” verminderen: nu lever je als onderwijsinstelling informatie aan, aan CFI, IB Groep, Inspectie, gemeentes etc. Elk op een verschillende manier in een andere vorm. Enige consolidatie op dit gebied zou fijn zijn, op zijn zachtst gezegd.

Is dit eng in termen van privacy? Weet ‘men’ dan niet alles over ‘je’? ‘Men’ is hier een heel conglomeraat van belanghebbenden die op bepaalde gedeeltes van de infrastructuur informatie leveren en opvragen. Het wil niet zeggen dat ‘alles’ voor ‘iedereen’ beschikbaar komt. Er zal altijd informatie zijn die binnen een instelling blijft en zich laat tonen aan de deelnemer via de portal. Of informatie die binnen een sector blijft etc. Het wil niet zeggen dat alles zijn weg vindt naar andere schakelpunten.

Pluspunt: je hoort wel eens getallen over het aantal databases waarin je geregistreerd staat. Cijfers lopen uiteen maar spreken meestal over honderden. Dat zou zo i.i.g. minder kunnen worden.

Conferentie Roc-i-Partners

Ik ben vandaag bij de 18de themaconferentie van ROC-i-Partners. We zijn te gast op het Davinci college. Enkele indrukken in mijn fotostream.

Keynote sesie door Max Hoefeijzers: “Het leerpark, de Davinci onderwijsvisie en de rol van ICT”

Max licht toe welke visie achter het leerpark hier schuilt: “Anders leven, leren en werken”. “Je wordt toch geen ROC om alleen maar een groot leerlingreservoir te hebben? We zijn anders dan wat er voor ROC bestond”.

Max benadrukt de rol van een ROC in de maatschappij en het netwerk waar je deel van uit maakt. Een school is geen geïsoleerde omgeving meer. Grenzen van instellingen vervagen, partners van samenwerking ontstaan. Dit komt tot uiting in de meerdere functies van het leerpark-gebied. Het leerpark wordt gezien als een leeromgeving waarin ook andere competenties dan vakinhoudelijke geleerd worden. Daarom zijn er ook bedrijven en woningen in het leerpark. Dat biedt leren in een setting met echte klanten en echte realistische  leerwerkplekken. Dus niet alleen (theoretische) vaklokalen.

Het onderwijsmodel dat DaVinci hanteert:

  • Begeleide vraagsturing, praktijk voorop.
  • Eelke student een portfolio en trajectbegeleider. 
  • Metafoor voor loopbaanontwikkeling: reisbureau. 

De rol van ICT om dit model te ondersteunen kwam echter (gezien de tijd?) beperkt naar voren. Wel wordt aan de ICT afdeling de vraag gesteld: “Wat gaan jullie het eerste doen om dit te ondersteunen?” De directeur antwoord: minder de nadruk op beheren en meer op onderwijs!

Continue reading

Elektronisch LeerDossier

Ik ben vandaag bij de MBO Raad in de Bilt voor een bijeenkomst “Elektronisch LeerDossier”. Helaas miste ik de opening en schoof direct aan bij een werkgroep die vragen formuleerden over de besturing van ELD.

De vragen en risico’s t.a.v. ELD, die uit de werkgroepen kwamen:

  • Wat kun je er mee? Wat is de waarde van informatie? Zijn het vooral de harde gegevens? Die bij een warme overdracht minder belangrijk zijn? Stimuleert ELD een koude overdracht?
  • Is de privacy goed geregeld? Wie is eigenaar van de gegevens, student of instelling? Hoe lang blijft het dossier in het schakelpunt? Kan de informatie gebruikt worden voor andere doeleinden dan bedoelt?
  • Biedt ELD alleen overdrachtsdossiers of ook tussentijdse leerdossiers?
  • Veel begeleidingsinformatie is niet digitaal.
  • Hoe luidt de business-case voor het MBO? Oftwel: levert het geld op of administratieve lastenverlichting? Waarom zouden we dit doen? Leidt het niet tot dubbele registratie van gegevens?

ELD gaf hier een reactie op:

Administratieve lastenverlichting was niet de motivatie voor het formuleren van het ELD, maar is wel een bijkomstigheid. Vervolgens wordt het verschil tussen Bron, e-portfolio en ELD geschetst:

  • Bron: Voorziet primair in de informatiebehoefte van de overheid. Beleid van de overheid is gericht op gescheiden infrastructuren (voor zichzelf en die van de sectoren).  Bron hanteert een eigen semantiek. Als instellingen onderling informatie moeten uitwisselen, dan heeft de onderwijs-sector een eigen infrastructuur nodig. De overheid gaat die niet leveren. Oftwel: BRON kan niet gebruikt worden voor ELD.
  • E-Portfolio:  de leerling is eigenaar, soms gebruikt een school  het als informatiesysteem, de semantiek is IMS gebaseerd.
  • ELD: ondersteunt de overdracht, is beschikbaar voor instellingen het gehele jaar door, semantiek is ook IMS gebaseerd.

Technisch: De zendende school stuurt het dossier op naar het ‘postkantoor’, deze bewaart het tijdelijk. De ontvangende school kan het dossier ophalen. In de tussentijd kan een ouder/verzorger bezwaar maken tegen levering. Vanuit de zaal kwamen hierop wel reacties op het gebied van privacy/eigenaarschap. Nu wordt er uitgegaan van een periode van enkele weken, waarin bezwaar gemaakt kan worden, zodat het dossier niet vrijgegeven wordt.

Benadrukt wordt dat er geen ‘database’ wordt opgebouwd van dossiers. Het postkantoor wisselt uit, houdt wel logboeken bij, maar de inhoud verdwijnt na verloop van tijd (18 maanden…). 

Van iemand die zich op meerdere opleidingen aanmeld, kan door meerdere scholen het dossier ingekeken worden.

Omdat enkele instellingen de behoefte hadden aan het meesturen van allerlei verklaringen als bijlagen, wordt hier in de toekomstige architectuur rekening meegehouden. Ook vermeld wordt de NORA architectuur zoals de overheid die hanteert. 

Bij mijzelf drong zich de overeenkomst op met bijvoorbeeld het Elektronisch KindDossier. Het blijkt dat de zorgsector inderdaad ook een schakelpunt heeft en vergelijkbare architectuur ontworpen heeft. Op mijn vraag of er niet gebruik gemaakt kan worden van de ervaringen daar, wordt dit bevestigd. De zorg schijn veel verder te zijn in de acceptatie van dossieroverdracht.

Eindconclusie en indruk: ELD gaat er links/rechtsom komen, wat de inhoud en werkwijze is blijft nog gedeeltelijk open… ELD en roc-i-partners nemen initiatief tot een vervolgsessie. Ik ben voor het eerst aangeschoven bij dit onderwerp, maar als ik goed ingelezen ben loopt ELD al jaren. Het verbaasde me daarom dat er vragen werden gesteld die eigenlijk het hele onderwerp en nut van ELD opnieuw ter tafel brachten. “Wat is de toegevoegde waarde? Wat heb ik er als organisatie aan? Wie is eigenlijk de eigenaar van de informatie?” En je kon er op wachten: ook privacy wordt weer van stal gehaald als beer op de weg. Wellicht denk ik er te makkelijk over, maar als een legertje juristen er naar gekeken heeft, wie ben ik dan om er nog aan te twijfelen? Ik kan me niet voorstellen dat deze vragen afgelopen 4 jaar al niet gesteld zijn. Op deze manier verloopt dit als een typische discussie waar we in het onderwijs het beste in zijn: eerder gevonden oplossingen vrolijk weer opnieuw ter discussie stellen. Het ligt misschien ook aan de gekozen werkvorm waarin gevraagd werd om vragen, risico’s en aandachtspunten te formuleren. Dan krijg je die ook.
De vragen over “koude” versus “warme” overdracht vond ik zelf belangrijker. Digitale dossiers die nà een warme overdracht komen, kunnen moeilijk deze warme overdracht ondersteunen.

Wikipedia op mobiel

Nu ik eenmaal met een blackberry rondloop, zoek ik er steeds meer applicaties voor. Vorige week had ik onderweg ineens Wikipedia ‘nodig’. Googlen levert niet direct wikipedia artikelen op die voor mobieltjes geoptimaliseerd zijn. UpVise kan hiervoor uitkomst bieden. Het werkt niet alleen op Blackberry’s, maar ook op PDA’s met Windows Mobile en Symbian toestellen (Nokia, Samsung, Motorola, LG, Sony Ericsson etc.)

De gratis variant bevat Wikipedia, een RSS reader, boodschappenlijstjes, contactpersonen en notities. Alhoewel het me om de eerste ging, ga ik de andere onderdelen ook bekijken.

Het wikipedia gedeelte laat je zoeken in verschillende talen, de laatste versie ook in het Nederlands.

 

Blackberry ervaringen

Ik loop nu een week te testen wat er allemaal wel en niet kan met mijn Blackberry 8707. Even samengevat:

  • Synchronisatie met werkmail en agenda is OK. Oftwel: waar mijn werkgever het nuttig voor acht, werkt prima…
  • De bediening met een wieltje en een qwerty toetsenbord is, na kort wennen, goed te doen. Ik kan er redelijk op typen.
  • Als platform vindt ik het voorlopig niks: er wordt weinig ontwikkelt voor het Blackberry OS. Zeker als je dat vergelijkt met Windows Mobile en de Symbian toestellen van Nokia. Het installeren van allerlei java applicaties (Twitterberry, Fire-Eagle, Blogloc) lukt meestal net, maar lopen tijdens gebruik vast. Ligt vast aan mijn type Blackberry.
  • De 3G verbinding surft verder prima. Allerlei sites detecteren je als mobiele surfer en passen hun pagina automatisch aan. (m.twitter.com bijvoorbeeld) Omdat het scherm redelijk groot/breed is, werkt dat prima.
  • Google: met Google Mobile wekte alles in 1 keer prima! Ze hebben Blackberry varianten voor Maps, Mail, Sync etc. Google detecteert automatisch het type apparaat en biedt dan een aparte applicatie aan ter download. Voor Reader is de mobiele site prima en is er geen aparte applicatie nodig.
  • Bloggen: omdat ik geen echte blogcliënt heb gevonden voor Blackberry zocht ik een alternatief voor mobiel bloggen. Voor wordpress heb ik die gevonden door een plugin te installeren: deze tovert de “admin-interface” om naar een mobielere variant.

Ik heb nu wel de neiging om bij een rood stoplicht even mijn feeds bij te lezen en al rijdend te twitteren 😉 ….