Category Archives: Informatiemanagement

Hoe noem je …

Even een vraagje over een term waarvan mijn taalkennis tekortschiet. Ik ben aan het knutselen aan een model en daar passen meestal in elk blokje maar één of twee woorden in. Één term die er in voorkomt is “Alumni” en “Alumnibeleid”. Oftwel het terrein van activiteiten dat een instelling uitvoert voor ex-studenten. Liefst een heel leven lang. Het zit dus aan het einde van een hele procesketen.

Maar waar ik nu op zoek naar ben is de term voor het begin van de keten: de potentiële student of kandidaat-deelnemer. Die wellicht belangstelling toont, waar we marketing voor plegen om later als bekostigd binnen te hengelen, die we nog moeten uitnodigen voor een intake, waar we voorlichting aan geven etc. Maar die dus nog geen formele relatie met instelling heeft. Dus het tegenovergestelde van een alumnus. Iemand een idee?

Tweedehands informatie

Eenmaal aan het denken over risico’s bedacht ik er nog eentje.

In mijn idee is er sprake van tweedehands informatie als de registratie van informatie op een andere plek en tijd plaatsvindt dan het ontstaan ervan. Bijvoorbeeld vanwege onderstaande scenario:

Uit een bepaalde onderwijsactiviteit volgt de noodzaak om informatie vast te leggen. Aangezien de applicatie op die werkplek niet voorhanden is, wordt deze op papier “analoog” vastgelegd. Er wordt nu verwacht dat op een ander moment deze papieren informatie overgebracht wordt in een registratiesysteem. Indien dit door medewerkers uit het primaire proces moet worden gedaan, dan leidt dit tot weerstand vanwege het “administratieve karakter” en de werkdruk van “het erbij doen”, naast de “gewone” werkzaamheden. Liever koopt men dan een ondersteunende dienst in die dit uitvoert (administratieve krachten).

In de praktijk leidt dit tot :

  • Incomplete of foute informatie. O.a. vanwege niet inleveren of kwijtraken van de papieren informatie en fouten bij het overnemen.
  • Een verplaatsing van de administratieve last, niet een vermindering en dus geen efficiency voordelen. Èn papieren èn digitale administratie kost nu eenmaal meer tijd dan alleen een digitale.

Daarnaast vergt het vastleggen van handelingsafspraken, verslagen van coachgesprekken en items voor het begeleidingsdossier een denkproces. Één en ander moet onder woorden worden gebracht. Voor veel collega’s is dit denkproces en tekstschrijven makkelijker uit te voeren met pen en papier, i.p.v. met scherm en toetsenbord.

Mogelijke oplossingen (uit het makkelijker- gezegd- dan- gedaan-rijtje):

  • De applicatie naar de werkplek brengen op een dusdanige manier dat deze “alomtegenwoordig” is. Deze werkplek is, bij toegenomen flexibel onderwijs in het kader van CGO, niet altijd een docentenwerkruimte of werkplek in een klaslokaal.
  • In de keuze van het systeem het bedieningsgemak, voor mensen zonder administratieve achtergrond, zwaar laten wegen.

Een verzoek om functionaliteit is een verzoek om informatie

Dit ligt het meest voor de hand met database gebaseerde applicaties. Maar generieker klopt het ook. Het viel me op aan hoe de vraag gesteld wordt, vòòr articulatie dan.

Een willekeurig persoon vraagt: “Ik wil gewoon in pakket X … kunnen”. Waarbij … de gewenste functionaliteit voorstelt.

Een andere willekeurig persoon vraagt: “Ik wil gewoon weten hoeveel … “. Waarbij … de gewenste informatie voorstelt.

Als iemand zegt, dat hij in Paint een foto zo willen kunnen spiegelen, wat natuurlijk kan, dan is dat een verzoek om functionaliteit. Tegelijk is het een verzoek om informatie: geef me de kleurwaardes op coördinaat x,y en wissel vervolgens de waarde van x en y om. In dit voorbeeld een beetje gechargeerd, maar het geldt nog meer voor informatie opgesloten in administratieve systemen en sociale sites.

Dit is voor mij de reden dat het logisch is om in een organisatie Functioneel Beheer onder Informatiemangement te plaatsen. Naast alle redenen die frameworks als ITIL en BiSL bepleiten.

Overigens is er nog iets tricky aan bovenstaande vragen: Ze beginnen allemaal met “gewoon”. De vraagsteller kan dit zo noemen om allerlei redenen. Hij/zij vindt zijn vraag een logisch verzoek of een makkelijk verzoek.

Na articulatie blijkt vaak dat zijn vraag niet logisch is, als het probleem dat het moet oplossen er niet mee opgelost kan worden. Of je krijgt inzicht (van data naar kennis) in iets, maar je kunt het niet gebruiken voor je eigen probleem. Of het lijkt makkelijk, maar het blijkt eisen te stellen aan het registratieproces van de data.

Doet me denken aan de Office-functionaliteit: “Waarom is Office zo groot? Ik gebruik maar 20% van de functionaliteit.” Klopt! Maar ieder individu gebruikt een verschillende 20%…

Zo is het met informatiebehoefte ook. Een nieuw element binnen de informatievoorziening zal altijd maar voor een beperkte groep zinvol zijn. Een “gewone” vraag voor de een is een “exotische” vraag voor de ander.

Is dit te tackelen? Jazeker, veel BI wordt opgehangen aan Balanced Score Carding. Zodat je elementen uit de bestuurlijke agenda (wat willen we?), koppelt aan succesfactoren (welke succesen dragen bij aan onze doelen?) en prestatie-indicatoren (waaraan zie je dat je succes hebt?). Deze laatsten zouden kunnen worden opgelevert vanuit de systemen.

Vooralsnog kanaliseer je hier informatiebehoefte mee op strategisch/tactisch niveau. Op operationeel niveau zou het ook mogelijk moeten zijn om informatiebehoeften te hangen aan bovenstaande hiërarchie. Echter: strategisch en operationeel niveau zijn nog al eens 2 compleet verschillende werelden…

Lerendoorgeven: Nieuwe site ELD

lerendoorgeven

In het kader van VSV lopen er op ons ROC 3 projecten, waarvan één gericht is op het “niet kwijtraken” van studenten op scharnierpunten (PO-VO, VO-MBO etc.) Om deze warme overdracht te ondersteunen zijn we in dit project bezig DOD’s door de keten te sturen. Op termijn echter is het de bedoeling dat het DOD als standaard opgenomen wordt in het ELD.

Mijn indruk van ELD: het loopt al jaren, maar vordert traag. Nu snap ik wel dat het moeilijk is om alle ketenpartners op een lijn te krijgen en pas de laatste jaren is de techniek ook zover dat de uitwisseling goed kan verlopen. Daarom ben ik blij met het nieuwe initiatief van LERENDOORGEVEN. Leuke woordspeling.

Twee punten vielen mij op:

  • De aandacht die de site geeft aan privacy en beveiliging.  Bij het EPD is dit ook een voortdurende beer op de weg.
  • De heldere uitleg over de logistiek van de overdracht, middels een animatie. Zie hieronder.

Al met al hoop ik dat dit nieuwe initiatief slaagt.

VSV – De pegels

N.a.v. mijn eigen vragen over de norm en de berekening VSV, ben ik het gaan doorrekenen voor de MBO scholen zoals deze staan vermeld in de zogenaamde bijlage3B. Veel rekensommetjes, maar ik hoop dat het te volgen is.

Als voorbeeld ROC Tilburg:

  • Peiljaar 0506 hadden we 6678 deelnemers en 928 VSV-ers. Dat is 13,9%
  • Het schooljaar 0708 hadden we 6898 deelnemers en 887 VSV-ers. Dat is 12,9%
  • De afname is dan volgens CFI 928 – 887 = 41.
  • Deze reductie vertegenwoordigt een waarde van €82.000

Echter, in ons geval, was de kleinere VSV voortgekomen uit een  grotere populatie deelnemers! 

Bij gelijkblijvende VSV van 13,9% zouden we, als we even goed presteerden, er dus 13,9% x 6898 = 959 mogen hebben. Oftwel: als je het even goed doet, mag bij een toename in studenten, je meer absolute VSV hebben.

Dan is naar mijn mening de reductie: 959 – 887 = 72

Deze reductie vertegenwoordigt een waarde van €143.644 Het verschil met €82.000 is dan €61.644.

Dat zou voldoende zijn om fulltime iemand aan te nemen die alleen maar deelnemers achterna rent om uitval te behoeden!

Ik heb dezelfde berekening gedaan voor alle ROC’s uit bijlage3b. Kom je tot interessante bedragen teveel of te weinig uitgekeerde beloning! Per saldo over alle MBO’s heen valt het wel mee, slechts €1.509.844 Echter voor grotere instellingen kunnen de bedragen aardig oplopen…

Nogmaals, als ik iets verkeerd bereken, dan hoor ik het graag.

VSV – Wie kijkt er mee?

Ook onze regio heeft een VSV convenant afgesloten. En niet voor niets, het terugdringen van voortijdig schoolverlaten is hot. Overigens is voortijdig schoolverlaten iets anders als ongediplomeerd uitvallen. Dus even voor de preciezigheid:

Je bent VSV-er als je tussen op 1 oktober tussen de 12 en de 21 bent èn het jaar erop op 1 oktober niet studeert èn niet in het bezit bent van een kwalificatie.

De lange definitie, berekeningswijze en uitgebreide criteria heb ik even samengevat in een documentje. Alle andere convenanten zijn hier terug te vinden. Vanuit informatiemanagement zijn we betrokken bij de analyse van de cijfers. Onze eigen organisatie komt op een reductie van 4,4%. Dus is leuk, maar het doel was een 10% reductie te behalen. Deze cijfers berekent het CFI op basis van de afslag die van BRON komt. Om zelf te analyseren, moet je de berekening eigenlijk zelf kunnen reproduceren. Daarom lopen we gelijk tegen iets aan: de norm.

Nu weet ik wel, dat niemand die de norm niet haalt, de norm leuk vindt, maar er valt toch iets op af te dingen. Wat gunstig of ongunstig kan uitpakken overigens. Het lijkt er op dat men een absolute norm gesteld heeft i.p.v. een relatieve. En dat kan vreemd uitpakken. Omdat alles toch open op internet terug te vinden is, inclusief handtekening van voorzitter van bestuur, kan ik hier wel uit de school klappen, verwacht ik. Kijkt u mee?

  • Als peiljaar neemt men het aantal VSV-ers van 2005-2006: In ons geval was dat 602, althans volgens het convenant (blz 12)!
  • Jaarlijks beoogt men een 10% reductie te behalen. Elke gereduceerde VSV-er levert €2000,- op.
  • De reductie t/m schooljaar 2007-2008 moet dan 60 zijn.
  • De reductie t/m schooljaar 2008-2009 moet dan 120 zijn etc.
  • De VSV getallen van de MBO’s voor schooljaar 2007-2008 zijn hier terug te vinden. ROC Tilburg (Formerly known as ROC Midden Brabant) komt daar alsvolgt uit: Hier schijnen we ineens 928 VSV-ers te hebben. Zomaar 326 meer! Dan valt er ten eerste meer te reduceren, ten tweede zou 10% hiervan een bedrag van 32 x 2000 = €64.000 aan subsidie vertegenwoordigen, te veel of te weinig.

Hoe dan ook: ik kan dit niet anders uitleggen als tegenstrijdige informatievoorziening van CFI. Any sugggestions? Ik heb het graag mis! Maar wat is dat toch met absolute normen? Elk jaar 60 VSV-ers minder. Wat gebeurt er dan als je deelnemers aantal vermindert? Als je percentage VSV gelijk blijft, dan is bij een lager aantal deelnemers, automatisch je absolute aantal VSV-ers ook minder. Norm gehaald! Proost en een borrel!

Als je namelijk een absolute norm afspreekt vanuit een peiljaar, dan gaat de relatieve norm schommelen. Typisch geval van “Prestatie-indicator gehaalt, succes-factor niet…”

Een alternatief zou kunnen zijn: het percentage VSV uitstroom moet met 10% afnemen. Of nog beter: stel een % norm VSV vast dat je acceptabel vindt en kijk jaarlijks of je meer of minder relatieve VSV hebt.  Nu zegt de norm iets over de afname i.p.v. de VSV zelf.

Signaal/herrie verhouding

Met alle aggregatie systemen om feeds te volgen, ontstaat er wel een zogenaamde “firehose” aan berichten.  Oftewel: zet de brandweerspuit maar open. Ik merk(te) het bijvoorbeeld:

  • Het aantal ICT blogs dat ik volg is ongeveer 75. Dat leidt tot ongeveer 50 berichten per dag. Deze zijn soms kort, soms meer opinie en achtergrond. Daarnaast nog blogs over architectuur, kunst en muziek.
  • Het aantal twitteraars dat ik volg is 56. Nu ik ze volg via Google Reader, merk ik pas hoeveel tweets er binnenkomen. Als ik 4 uurtjes even niet op twitter zit, staan er 100 tweets klaar.
  • Mijn afwezigheid op Eduexchange en het proberen te volgen van tag #edux2008 via de twitterfountain illustreerde het helemaal. Tweets komen continue binnen.

Hoe hier mee om te gaan?

  • Tweets zijn in Google Reader in de lijst weergave zeer snel te scannen. Nadeel van reader is wel dat het feeds gedeeltelijk per persoon afloopt in plaats van volgens de timeline. In ieder geval is de chronologische volgorde gedeeltelijk weg.
  • Accepteren dat niet alles te volgen valt. Als het echt nieuws is, dan vindt het mij toch wel.
  • Selectief zijn, soms unfrienden, unfollowen en unsubscriben. Unfrienden schijnt de trend van 2009 te worden, asociaal hé. Vond deze comic wel illustratief.

Aandacht van eeen mens is eindig en kan niet opschalen. Deze Attention Crash wordt door steve Rubel als volgt benoemd:

“We are reaching a point where the number of inputs we have as individuals is beginning to exceed what we are capable as humans of managing. The demands for our attention are becoming so great, and the problem so widespread, that it will cause people to crash and curtail these drains. Human attention does not obey Moore’s Law.”

Een oplossing wordt soms gezocht in intelligente systemen die ons zo goed kennen dat ze “noise” van “signal” kunnen filteren. Wat voor de een echter nuttig is, is voor de ander “herrie”. Dat weet alleen de persoon zelf of een systeem dat je persoonlijke voorkeuren en stijlen helemaal kent. Wie dat uitvindt komt komende kredietcrisis ook wel door…

Informatiemanagement

Ik las bij Karin een zoektochtje over informatiemanagement. Ik zal, een beetje door elkaar, proberen te schetsen:

  • wat we op ROC Midden Brabant verstaan onder informatiemanagement (IM).
  • hoe we het geimplementeerd hebben (of willen hebben).
  • hoe het raakt aan onderwijs

In de brede betekenis gaat informatiemanagement over alle informatie die nodig is bij het nemen van beslissingen. Als dit op strategisch/tactisch niveau ligt dan noemen we dat sturingsinformatie. Onder het mom van "meten=weten". Informatie die de professional op de werkvloer nodig heeft is de zogenaamde operationele informatie. Dit artikel legt verder het verschil uit tussen gegevens of data, informatie en kennis. Ruwe data ligt meestal in systemen met databases opgesloten, maar het kan ook in papieren dossiers met formulieren zitten.

database-iconVan oudsher zijn afdelingen die met een systeem werken nogal ‘bezitterig’ over hun informatie. De informatie blijft dan ‘opgesloten’ zitten en kan niet bijdragen aan beleidskeuzes. Dit effect noemt men het Silo-effect. Soms is dit ontstaan doordat anderen uit cijfers of rapporten onterechte conclusies trekken. De term silo komt van het symbool voor database. Daarom is al vrij snel bij het ontstaan van informatiemanagement op het ROC Midden Brabant een beleidsuitspraak gedaan: "Informatie is van de hele organisatie. De afdeling die zorgt voor de vastlegging van de gegevens heeft wel het eerste-recht, maar niet het alleen-recht op die informatie." Opzich een korte zin, maar is als uitgangspunt toch essentieel om informatiemanagement goed te kunnen doen.

Gegevens die vastgelegd worden in databases zijn "gestructureerd". Ze krijgen metadata mee: eenheden, soorten, categorieën en relaties met andere gegevens. Een voorbeeld is een beoordeling van een werkstuk van een student: het bevat eenheden (cijfers, o/v/g), wegingen, omschrijvingen etc. Informatiemanagement kan zich ook met "ongestructureerde" informatie bezig houden: informatie in memo’s, notulen, notities etc. Tot nu toe heeft het ROC Midden Brabant zich georiënteerd hierop door te kijken naar een Document Management Systeem of Enterprise Content Management.

In sommige organisaties is IM ontstaan vanuit IT. Dus vanuit de "harde" kant. Vanwege de link naar systemen en databases is dit begrijpelijk, maar niet altijd even handig. Voor organisaties waarin IT niet de "core-business" is (onderwijs dus!), kan strategisch omgaan met informatie beter geïniteerd worden vanuit de "business" zelf. Voor sommigen is dit een vies woord, omdat business zo doet denken aan mannen in pakken met teveel aftershave. (OK, ik vind onderwijsconferenties wel gezelliger als "Business Intelligence" conferenties, maar dat terzijde.) Onder "business" wordt verstaan je primaire proces. En voor een ROC is dat onderwijs. Uiteindelijk willen we dan ook dat alle sturingsinformatie ondersteunend zal zijn voor het management, om beleidskeuzes te maken op het gebied van onderwijs.

Dat is een hele uitdaging omdat andere zaken makkelijker te kwantificeren zijn. Ziekteverzuim, benoemingen, inzet, formatie, leeftijdsopbouw van je personeel ondersteunen personeelsbeleid. Exploitatie-overzichten, kwartaalrapportages ondersteunen je financieel beleid. Maar wat kun je meten aan onderwijs? Studentenaantallen, diploma’s, uitval, uitstroom, doorstroom, instroom, voortijdig schoolverlaten, rendement van opleidingen: allemaal zaken die te meten zijn, maar die niet eenduidig door iedereen gehanteerd worden. Mijn werk bestaat daarom voor de helft uit het precies definiëren van allerlei termen en communiceren daarover. Aanknopingspunten hierbij zijn de Benchmark van de MBO raad, convenanten met gemeente en toelichtingen van de Inspectie. Daarnaast zouden we veel meer informatie willen leveren op het gebied van coaching, begeleiding, volgen en de zorg voor studenten. Omdat je dan pas echt informatie levert voor je primaire proces en niet voor de ondersteunende bedrijfsvoering.

BISL_boekVoor de implementatie gebruiken we 2 modellen: BiSl (Business Information Services Library) en het "9-vlaksmodel" Personen die met informatiemanagement te maken hebben smijten meestal graag met modellen, schema’s, diagrammen en tabellen. Ik snap nu ook waarom ik als 11 jarig jochie al gefascineerd kon zijn door workflow symbolen! En graffiti, maar dat is een ander verhaal.

Het boek dat mij zelf erg op weg hielp was "BiSl Framework" dat alle niveau’s, rollen, taken en gebieden omschrijft. Het laat ook het verband zien tussen functioneel beheer en informatiemanagement. Voor een volgende post…