Yearly Archives: 2010

Kansen en valkuilen bij ESS

Ik heb me iets verder verdiept in ESS, sinds mijn laatste bericht daarover. Ik ben enkele valkuilen en kansen tegengekomen. Dus bij deze in random volgorde.

Kansen:

  • Directere communicatie tussen werknemer en werkgever.
  • Minder tijdrovende administratieve handelingen.
  • Toegang voor de professional tot de eigen operationele informatie.
  • Hogere kwaliteit van data en daardoor betere sturingsinformatie.
  • Beter, beleefde, service.
  • Controle op mensen in plaats van systemen. Als gegevens niet kloppen, dan is dat niet te wijten aan ‘het systeem’. Overigens geldt ook hier: “Het systeem begint bij jezelf…” 😉
  • Meer gelegenheid voor focus op bijvoorbeeld HRM dan personeelsbeheer.

Valkuilen:

  • Bij eerste implementatie een piek aan mutaties omdat vrij snel ineens onjuiste gegevens boven tafel komen en deze gewijzigd worden.
  • Weerstand overwinnen: een gedeelte van de administratieve mutaties wordt uit handen gegeven. Niet iedereen kan dat loslaten.
  • Verkeerde keuze van welke informatie wel/niet middels ESS bekeken of gemuteerd kan worden.
  • + Alle valkuilen die elke implementatie met zich meebrengt…

Zelfbediening tegen stroperigheid

Onze instelling kenmerkt zich, net als zoveel andere organisaties, door schaalvergroting, SSC vorming en centralisatie. Veel critici hebben opmerkingen over de cultuur van grote instellingen en verlies van de menselijke maat, maar dat is even niet waar ik hier op in wil gaan. Er is namelijk ook informatorisch veel over te zeggen. Vandaar even een klein aanloopje naar de titel.

Met SSC’s worden gemeenschappelijke diensten niet meer diffuus verspreid door de organisatie uitgevoerd, maar centraal. Terwijl ze echter wel overal tot in de haarvaten van de organisatie moeten worden aangeboden. Hoe kun je als dienst nu “op afstand dichtbij” zijn? Alleen door een naadloze uitwisseling van informatie.

Voorbeeld: een medewerker personeelsbeheer zat vroeger fysiek op locatie, dichtbij een team, in een kamer op dezelfde gang als andere administratieve medewerkers. Plaatselijke lijnmanager en de docenten vlakbij om de hoek. De grootste hoeveelheid informatie werd informeel uitgewisseld: hoofd om de hoek, even roepen of yellow-note op bureau. Desnoods een formuliertje. De administratieve medewerker kende de plaatselijke situatie zo goed, dat bij onduidelijk ingevulde formulieren eigen interpretatie voldoende was om te snappen wat nodig is. En anders vroeg je even verder “om de hoek”.

Nu plaats je deze medewerker, samen met zijn gelijken die werkten voor andere teams, op een centrale plaats, fysiek ver van de teams. Ineens is de informatie-keten gebroken! Veranderingen op de werkvloer bereiken de administratie niet meer. Veranderingen die vaak een formele weerslag dienen te hebben. Generieke oplossing: we maken formulieren!

Wat zijn nu een paar nadelen van informatiestromen laten verlopen via formulieren? Het leidt tot bureaucratische rompslomp en daarnaast is het gebruik van formulieren als een pleister: het is hoogstens een lapmiddel om informatie niet op dezelfde plek te hoeven  registreren als waar die ontstaat. Tweedehands-informatie. Dit heeft in gedrag allerlei consequenties:

  • Medewerkers voelen zich na invullen niet meer eigenaar van de informatie. Omdat het systeem waarin het wordt vastgelegd van een “andere” afdeling is. Foute informatie wordt minder snel gecorrigeerd. De datakwaliteit vermindert. Rapportages die aansturing ondersteunen zeggen dan weinig.
  • Om zelf over de actuele informatie te kunnen beschikken, gaan medewerkers zelf lijstjes aanleggen. Vaak oprecht gemotiveerd om hun werk goed te kunnen doen. En wat is de ideale lijstjesproduceerder? Enter Excel-hell.

Verder heeft centralisatie geen efficiency voordelen, als de tijd die nodig is voor het invullen van een formulier (door de medewerker uit het primaire proces) groter is dan de tijd die nodig is om het zelf te registreren in de juiste applicatie. Je kunt echter niet verwachten dat elke medewerker op de juiste manier een backoffice registratie pakket kan gebruiken. Onderwijsprofessionals roepen dan terecht “ik ben toch geen administratief medewerker?” (Overigens blijft er voor het volgen, begeleiden en coachen van studenten nog genoeg administratie over voor onderwijsprofessionals, maar dat is een ander verhaal.)

Dus: we willen af van die papieren rompslomp èn tegelijkertijd moet de registratie van bedrijfskritische gegevens bij een administratief medewerker blijven. Zoals altijd is hiervoor allang een term verzonnen, met 2 smaken: Self-Service

  • ESS: Employee Self Service. Oftwel zelfbediening door de medewerker.
  • CSS: Customer Self Service. Oftwel zelfbediening door de student.

Met Self-Service beheert iemand een deel van zijn eigen gegevens. Hierdoor blijft hij/zij zich eigenaar voelen van de data. Technisch wordt dit meestal ondersteunt door òf alle formulieren te digitaliseren òf door self-service modules aan te bieden die van administratieve systemen een inkijk bieden in de eigen informatie. Waarbij met juiste autorisatie sommige velden zelf gewijzigd kunnen worden.

Komende tijd wil ik me hier meer op oriënteren. Er zijn vast allerlei valkuilen en kansen enzo….

Gravatar: Avatar beheer vanuit 1 plek

Ik ben niet iemand die zijn profielfoto om de dag verandert èn wil deze overal hetzelfde houden. De kans op “social-media-schizophrenia” is toch al groot. Ik ben na een paar jaar wel toe aan verandering, maar heb een beetje een drempel om bij 100 sites mijn profiel langs te lopen. Tis maar een foto, zou je zeggen, maar het werkt op de een of andere manier sterk identificerend. Enter Gravatar.

Gravatar, oftwel Globally Recognized Avatar is een service van de makers van WordPress. Hier kun je profielfoto’s uploaden en deze verbinden met de grotere sociale netwerken (Twitter, Facebook, WordPress, Blogger, Flickr, Foursquare, Youtube). Deze koppelingen worden, als de bestemmings-site dat gebruikt, netjes afgehandeld middels OAuth.

Ze beloven dat bij het veranderen van je profielfoto, deze automatisch verschijnt bij alle gekoppelde services. Alles bij elkaar niet een heel groot perceel van functionaliteit (profielpagina, gekoppelde identiteiten en synchronisatie van je foto), maar wel handig.

Handreiking samenwerking arbeidsmarkt-mbo

Gisteren is het rapport “Handreiking samenwerking arbeidsmarkt-mbo” verschenen met de ondertitel “Van alliantievorming tot arrangementen”. Omdat we als organisatie bezig zijn met ons productportfolio en assortimentsbeleid, waarbij arbeidsmarktrelevantie één van de pijlers is, viel mijn oog op het gedeelte van hoofdstuk 3 dat over de informatievoorziening gaat.

De volgende opmerking uit de inleiding sloeg voor mij de spijker op de kop:

“Tot slot horen we van vmbo- en mbo-instellingen, dat zij – ondanks of juist door de grote hoeveelheid en het soort arbeidsmarktgegevens (UWV, ROA, COLO/kbb’s, RWI, Nidap et cetera) – het lastig vinden om met de beschikbare informatie de vertaalslag te maken naar het eigen opleidings- en wervingsbeleid. Aangezien het hierbij gaat om basisgegevens voor het maken van gefundeerde samenwerkingsafspraken en het voeren van een gericht opleidingsbeleid, is ook dit een aspect van de aansluiting tussen arbeidsmarkt en beroepsonderwijs.”

Ik kan dit alleen maar bevestigen: de hoeveelheid gegevens is ontzettend groot, alleen vaak net niet grijpbaar genoeg om er direct iets mee te kunnen. Altijd moet je gegevens van verschillende bronnen bij elkaar sprokkelen.

Het grootste probleem voor ons hierbij was dat arbeidsmarkt gegevens gekoppeld moeten worden aan opleidingen. Dat is niet altijd eenduidig te doen. (De opleiding metselaar leidt op tot het beroep metselaar zou je zeggen.) Dus: “Wat is de kans op werk voor iemand die crebo 9xxxx doet.” De enige die tenslotte die vraag echt beantwoorde was COLO, met de site Kans Op Werk èn een aardige informatiebeleidsmedewerker die een dump stuurde van de hele regio en voor 600 crebo’s de kans per niveau. De andere bronnen (ROA, UWV met krapte-indicator), hoe uitgebreid ook, kennen allerlei classificaties van beroepen en beroepsgroepen. Welke opleidingen hierbij horen blijft soms handwerk.

Maar even dit gedeelte van het rapport samengevat:

  • Paragraaf 3.2 biedt een overzicht van de informatievoorziening aansluiting onderwijs- arbeidsmarkt. Handig om je in te lezen als je op zoek bent naar bronnen (landelijk, regionaal en sectoraal) en wilt weten waarin ze verschillen. Overigens had een tabelletje i.p.v. een lap tekst wel handig geweest ;).
  • Paragraaf 3.3 schets de stand van zaken middels een verkenning: De voornaamste uitkomst was dat er veel informatie aanwezig is bij de verschillende partijen, maar dat deze te zeer versnipperd is en dat de informatie niet op elkaar aansluit in defnities, actualiteit en geografsche schaal. Hierdoor is de informatie niet altijd goed toegankelijk.

Wat ik zelf erg toejuich zijn de volgende voornemens:

  • Het ministerie van SZW heeft, in samenwerking met de andere ministeries het UWV WERKbedrijf de opdracht gegeven om de informatie landelijk te stroomlijnen en (regionaal) te ontsluiten.
  • Het doel van het traject van het UWV/WERKbedrijf in samenwerking met andere partijen is van deze basisset producten te gaan naar een basispakket waarin meerdere informatieproducten opgenomen zijn op maat per afnemer.
  • Op dit moment wordt gewerkt aan het concretiseren van het plan van aanpak. Hierbij wordt gedacht aan het introduceren van gebruikersgroepen, zodat de vraag van de afnemers maximaal wordt geïnventariseerd om het basispakket daarop te kunnen afstemmen.

Afstemmen van informatievoorziening op informatiebehoefte, helemaal goed. Wel hopen dat het niet bij voornemens blijft ;).

Scenario’s als hulpmiddel bij functioneel ontwerpen

Ik was vandaag bij de bijeenkomst “Onderwijslogistiek – Van Plan naar Realiteit”. De 6 instellingen die zich verenigd hebben voor het uitwerken van het functioneel ontwerp Onderwijslogistiek toonden de eerste resultaten. Het eindproduct wordt op 15 juni gepubliceerd. De basis blijft het TripleA ontwerp hiervoor.

Waarom niet ‘gewoon’ het Functioneel Ontwerp overgenomen zoals dat er lag? Gedeeltelijk vanuit pragmatisme. Het deel Onderwijslogistiek van de TripleA encyclopedie is ontworpen met een punt op de verre horizon in gedachte. Mijn samenvatting ervan:

Een systeem dat massamaatwerk levert door op grote schaal voortdurend dynamisch de veranderende individuele leervraag te matchen met het onderwijsaanbod èn de benodigde resources. Tussentijds business rules checkt en daarna een rooster produceert.

Dit blijft ook nu nog raketwetenschap. Niet zozeer het technische gedeelte. Er schijnen wiskundige algoritmen en oplossingen voor te bestaan. Maar wat het vergt van de organisatie, dat gaat veel verder. Te ver voor de staat van ontwikkeling nu, dus. Maakt dat het deel in de encyclopedie onbruikbaar? Nee, omdat veel van de omschreven use-cases (21) opzich wel voorkomen in een bepaalde vorm. Ook in de huidige organisaties. De mate waarin en de vorm verschilt echter. Enter scenario’s! Hoe werkt dat:

  1. Verzin 4 dimensies, dimensies waarin organisaties kunnen verschillen. Bijvoorbeeld “Schaal van organiseren”
  2. Maak voor elke dimensie een schaalverdeling met kenmerken.
  3. Groepeer een aantal voor de hand liggende combinaties van kenmerken. Noem dit een scenario.
  4. Werk zo meerdere scenario’s uit.
  5. Vertel van elke use case uit het functioneel ontwerp hoe deze verder ingevuld wordt, voor elk scenario.
  6. Vraag aan de markt of er dit is of kunnen bouwen.

Het resultaat mag dan liever niet een voor elk scenario apart gebouwd systeem zijn. De hoop is dat (groepen) functionaliteiten aan of uit gezet kunnen worden, al naar gelang de kenmerken van een organisatie. Het voordeel, volgens mij:

  • Het komt tegemoet aan verschillen tussen onderwijsinstellingen. Verschillen op het gebied van flexibiliteitswensen, cultuur en strategie.
  • Het geeft ruimte om naar de toekomst toe wel te groeien naar meer flexibiliteit en massamaatwerk.

De presentatie en het boekje dat werd verspreid is hier terug te vinden. Overigens is er 24 juni een vervolg tijdens de conferentie “Overdracht TripleA naar saMBO~ICT”. TripleA als organisatie stopt, het gedachtegoed leeft verder, onder vlag van saMBO.

Kijk voor het verslag van Willem Karssenberg hier.

Functiemix: nog meer transparantie

Gisteren noemde ik al een voorbeeld van transparantie. Ik kwam er vandaag weer één tegen. Voor personeelsafdelingen waarschijnlijk geen onbekende: Functiemix. De introductie zegt:

In het Convenant LeerKracht van Nederland is afgesproken om meer dan 1 miljard euro per jaar extra te investeren in het onderwijs. Hiervan wordt het grootste deel ingezet voor betere beloning van leraren. Scholen krijgen extra geld om leraren in hogere salarisschalen te belonen: de versterking van de functiemix.

Mooi doel, maar ik haal het vooral aan omdat het toch een indicatie is van de groeiende openheid en beschikbaarheid van informatie over onderwijsinstellingen. De site biedt een uitgebreid zoekfilter en toont veel informatie van een instelling:

  • Vergelijken binnen de instelling, tussen afgelopen jaren.
  • Percentage verdeling van salarisschalen
  • FTE van leraren, management, instructeurs en ondersteunend personeel.

Als verdere functionaliteit zijn exports naar PDF, Excel, en Word mogelijk. Allemaal goed, maar er moet iets functioneel te wensen blijven ;). Bij de VSV Verkenner kan ik:

  • Alles-met-alles vergelijken: instelling met regio, instellingen binnen de regio, regio’s onderling, gemeentes met alles etc.
  • Downdrillen: van landelijk, naar regio, naar gemeente, naar instelling.

Dus dat wil ook! (Het instrument zit een afdeling verderop voor MinOCW, dus moet te doen zijn toch 😉 ) Tussenconclusie over informatie en gedrag:

  • We zoeken altijd de grenzen op van de informatie en willen vervolgens meer, terwijl de informatie zelf er eerst niet eens was…
  • Gedrag bij de cijfers, is zoals altijd interessanter dan de cijfers zelf. Er zijn allerlei leuke conclusies te trekken. Overigens zijn percentages in euro’s wel anders dan in FTE….

Schooloscope

De trend om steeds meer informatie over scholen openbaar te maken, zet door. Positief in die zin, dat het transparanter scholen laat vergelijken. Overigens blijft het aanleveren van dezelfde eenduidige data hiervoor een uitdaging. Een voorbeeld zijn natuurlijk de opbrengstenkaarten van de inspectie en de relatieve nieuwkomer “Vensters voor Verantwoording” van de VO-Raad (leuk logo overigens: 3 v’s in de vorm van een vogeltje).

In Engeland is hiervoor de Schooloscope. Met natuurlijk alleen info over Engelse scholen, maar het gaat me even om de visuele toegankelijkheid van de informatie. Vergelijk dan maar eens deze van Schooloscope, met deze van Vensters en deze van Inspectie. Het is even klikken en de informatie-inhoud verschilt, maar ik vind de Schoolocope erg aantrekkelijk vormgegeven. Wat de informatievoorziening ten goede komt.

TIER: Wat werkt in onderwijs?

Ik kon helaas niet bij het debat zijn ‘Productiviteit in Onderwijs’, georganiseerd door TIER (Top Institute for Evidence Based Education Research). Een partnering van de universiteit van Amsterdam, Maastricht en Groningen. Was er overigens geen enkele blogger bij? Ik kom er geen berichten van tegen, maar misschien heb ik iets gemist? En de links naar de presentaties werken zo te zien niet 🙁

Toch vind ik het goed dat er iets meer bekendheid wordt gegeven aan TIER. De roep om “Evidence Based” onderbouwing van beleid en besluiten hoor ik regelmatig in presentaties en conferenties. Als dit instituut daar aan tegemoet komt is dat alleen maar goed! Ze omschrijven zichzelf:

The aim of the Top Institute for Evidence Based Education Research is to conduct excellent scientific research and to put the results of this research at the services of (and make usable for) educational practice and educational policy. The Top Institute wants to develop knowledge of ‘evidence based education’ that can be made use of by:

  1. the Ministry of Education, Culture and Science in policy preparation and evaluation;
  2. the educational practice – such as educational institutions – in the allocation of means and in decision making when choosing between educational theories;
  3. parents and students when choosing a school or training.

Een vluchtige blik op hun projectportfolio (2009?) laat zien dat er onderzoeken lopen in allerlei onderwijssoorten. Van basisonderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs.

Nu kwam er vandaag via de papieren post een antwoordkaart met de vraag of ik op de hoogte wil blijven middels een digitale nieuwsbrief… Gelukkig kun je je hier ook online voor opgeven. Opzich beleefd, maar er kan denk ik meer gebeuren gezien de doelstelling van dit jaar: “Dit jaar wil TIER haar communicatie uitbreiden”… Blog? RSS? Presentaties op slideshare? Twitter? (voor de laatste: geef even een seintje 😉 )

Dus ik hoop TIER in de toekomst terug te zien, vooral als er resultaten bekend worden van projecten die van toepassing zijn binnen het MBO!

Deel 2 TripleA: Onderwijslogistiek

Als fan van het TripleA gedachtegoed zit ik veel in de encyclopedie te snuffelen. Ook al zat mijn instelling niet bij de lichting ROC’s die samen de aanbesteding KRD deden, als hulpmiddel heeft het ons ontzettend geholpen. Daarom ben ik blij met een verdere invulling, maar dan van het onderdeel “Onderwijslogistiek”. Er zijn 6 ROC’s die het functioneel ontwerp gaan uitwerken. (ROC Mondriaan, ROC De Leijgraaf, Wellantcollege, ROC Aventus, ROC Eindhoven en ROC Leiden).

Een eerste aanvulling is die van het ‘scenario-denken’. Omdat de Use-Cases nog veel ruimte open laten, terecht, voor allerlei keuzes, zijn een aantal combinaties uitgewerkt tot scenario’s. Deze scenario’s worden beschreven aan de hand van 4 kenmerken:

  • Schaal van organiseren
  • Uitgangspunt voor het roosterproces
  • Diepgang van de onderwijscatalogus
  • Optimalisering van de middeleninzet

Schuifjes voor mate van flexibiliteit on Prezi

Ik wens de 6 deelnemende ROC’s veel succes en bij voorbaat dank voor het delen van jullie ontwerpen op de wiki! (toegang voor lezers is rondgemaild)

Terugkijken op CVI2010 conferentie

Ik ben nog een beetje aan het bijkomen, ik heb twee fijne dagen gehad, leuke en inhoudelijk sterke presentaties en workshops. En dit was de eerste conferentie als officiële conferentieblogger. De reacties daarop zijn ook heel leuk. De 2 dagen zijn dan wel intensief, maar gelukkig waren er omstandigheden die hielpen:

  • Ik merk steeds vaker dat ik beter blog als ik het “life” doe. Ten eerste omdat ik de indruk ter plekke beter pak, dan als ik achteraf dat doe. Ten tweede omdat ik soms niet de tijd vindt om het na afloop te doen. Ik heb overal stroom gehad als mijn accu weer eens leeg was en vooral de tweede dag was er ook nog overal bereikbare wifi.
  • Willem had een hele mooie bloggersruimte geregeld, waarin je even buiten de hectiek in rust kon werken.

Wat we hebben geschreven met z’n allen geeft toch een aardig beeld!