Onderwijscatalogus als basis voor onderwijslogistiek

Ellen Stuurop en Hans Hurenkamp vertelden hoe het Drenthe College hun onderwijsaanbod beheert met Educator.  Jef heeft er ook al eens over geschreven. Hun term is “DOE” oftewel “Didactische variant van een Onderwijs Eenheid”.

Als een DOE gemaakt wordt kan die, na goedkeuring, doorgezet worden naar de catalogus. Vanuit de student gezien (en vaak ook vanuit de docent) komen deze terug in zijn PAP (Persoonlijk Activiteiten Plan). Uiteindelijk kan dit leiden tot een individueel activiteitenplan. Zover zijn ze echter nog niet. Als een student een bewijsstuk wil aanleveren om aan te tonen dat hij aan de eisen voldoet, levert hij deze ook in, via het systeem.

Hans opent met te benadrukken dat je concreet aan de slag moet, alvorens te ontdekken wat je wilt en waarheen je wilt ontwikkelen. Een beetje “organisch”, waarbij een blauwdruk achteraf ontstaat en niet altijd goed is aan de voorkant. Soms moet je door ervaring wijzer ‘terugsaneren’. Klinkt als een lerende organisatie!

Waar Hans dus indirect op wijst is een manier van implementeren. Mijn omschrijving: niet alles tot op detail van te voren bepalen, om dan vervolgens je doelen tocht niet te halen. Maar juist door aan de slag te gaan, ontdekken wat je nodig hebt.

Zijn deel van de presentatie is hier te zien:

Wat is er nodig om onderwijslogistiek goed in te regelen: lessen uit het HBO

De tweede lezing tijdens de opening van het Congres Onderwijslogistiek en CGO werd gegeven door Peter van ‘t Riet (Lector ICT en Onderwijsinnovatie).

Peter vertelt eerst wat het lectoraat is. Overigens besef ik nu pas dat het goed is om een lectoraat hierover te hebben! Wellicht iets meer bekendheid ermee binnen MBO zou niet verkeerd zijn? Peter vertrekt vanuit de historie van HBO, die veel overeenkomst vertoont met MBO. Fusies, concentratie, terugtredende overheid, informatisering, de buitenwereld die de school inkomt, emancipatie van het individu, aandacht voor innovatie, meer open bedrijfscultuur.

Waar het hier om gaat: er is onderzoek gedaan naar planning en roostering. De complexiteit hiervan wordt geïllustreerd door het begrippenkader: periodenplanning, onderwijsplanning, tentamenplanning, studentenplanning, financiële planning, ruimteplanning, stageplanning etc.! Het eigenlijke rooster rolt er pas uit als alle andere planningen eerst gelopen zijn! Al deze processen kunnen zich voordoen op alle niveau’s in de organisatie.

Conclusies uit het onderzoek van Peter: Het management stuurt onvoldoende op integrale procesketen van planning en roostering, onvoldoende op de personele kwaliteiten en roostergedrag van docenten. De procesinrichting is rommelig. De plaatjes die Peter laat zien, lijken op een verfspatarchitectuuri.p.v. Mondriaan. Een kleine greep uit het onderzoeksrapport:

“De situatie m.b.t. de informatiehuishouding van de hogescholen rond planning en roostering is ronduit zorgelijk. De efficiency en effectiviteit van centrale informatiesystemen zoals het onderwijsinformatiesysteem en het roosterpakket worden sterk verminderd door de autonomie die onderwijsafdelingen hebben bij het inrichten van hun eigen procesorganisatie. De eilandcultuur waarin onderwijsprogramma?s per opleiding ontwikkeld  en beheerd worden zonder elementaire vormen van standaardisatie is bij alle hogescholen nog in sterke mate aanwezig.”

Tip van Peter, volg de volgende stappen:

  • Maak een architectuurplaat van de bestaande situatie.
  • Maak daarna een referentiearchitectuur van waar je op uit wilt komen.
  • Maak een migratieplan!

Mijn indruk: de overeenkomsten tussen HBO en MBO zijn groot, op het gebied van onderwijslogistiek. Dat maakt het onderzoek, alhoewel onder HBO instellingen, ook nuttig voor MBO. Het rapport is hier te vinden.

CGO; de samenhang der dingen

Ik ben vandaag bij ROC van Amsterdam bij de conferentie “Onderwijslogistiek en CGO“. De opening werd gedaan door Jan-Pieter Janssen van AOC Citaverde College.

Jan-Pieter schetst openhartig zijn organisatie waarin een grote geografische spreiding een rol speelt en vervolgens het ‘onderwijsproductieproces’. Men onderzoek gedaan naar standaardisering. Het proces ging ongeveer alsvolgt:

  • De samenhang der dingen: Door een lijst te maken van applicaties en bijbehorende functionaliteiten werd gepoogd een ‘landschap’ te tekenen dat het verband aantoonde tussen de onderdelen. Al mindmappend werden zo alle onderwijsactiviteiten in verband gebracht met applicaties. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een keuzeproces waarin Fronter aangeschaft werd.
  • De transparantie der dingen: Met behulp van een portal wordt alles ontsloten.
  • De gelaagdheid der dingen: Vanuit een basisscherm kan op onderdelen steeds meer functionaliteit ter beschikking komen. Dit kan geleidelijk.
  • De onzekerheid der dingen: alles blijft veranderen, de menselijke factor speelt een rol (soms wordt iets voor een kwart gebruikt en stopt het weer), de technische match is uitdagend.

Projectevaluatie Incident op School

Onze instelling doet mee aan een pilot voor het registreren van incidenten. Dat kan van alles zijn, maar de nadruk ligt op veiligheid. Voorbeelden zijn: verbaal geweld, fysiek geweld, vandalisme, grove persterij, discriminatie, etc. Zelf registreren we al langer dan dit project, maar we hebben onze ervaringen nu wel weer op een rij. Even wat achtergrond informatie:

Het project wordt getrokken door MinOCW. Het systeem waarin geregistreerd wordt, is geleverd door DSP-Groep en gebouwd door Topicus (in TripleA land geen onbekende). Om eenduidigheid te krijgen is er eerst onderzoek gedaan naar definities en categorieën. Dit is uitgevoerd door ITS, onderdeel van de radboud Universiteit Nijmegen.

Het doel van het project is ervaren hoe bruikbaar de definities zijn en welke manieren van registratie het meest effectief zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal incidentenregistratie verplicht worden gesteld. Het grotere lange termijn doel is meer inzicht krijgen in welke mate scholen veilig zijn, een beeld hierover te vormen van het onderwijs in brede zin en op termijn te gaan benchmarken. Voor scholen zelf kan de registratie leiden tot rapporteringen, om zo te sturen op veiligheid en handreikingen te doen om concrete maatregelen te nemen.

Mens en organisatie blijft de grootste uitdaging voor onze instelling:
– Bewustzijn binnen de teams en bekendheid met het onderwerp vergt voortdurende aandacht.
– De registratie zelf wordt vaak ervaren als ‘extra werk erbij’.
– Het voordeel van het systeem is niet altijd direct voelbaar, daarom is mensen ‘verleiden’ tot het gebruik ervan moeilijk.
– Vraag blijft ook hoe zich deze registratie verhoudt met die van ongevallen en meldingen naar arbeidsinspectie?
Mijn eigen kijk: Als de incidentenregistratie organisatorisch niet ‘gehangen’ zou worden aan Arbo, zoals nu vanwege het perspectief veiligheid, maar een logisch gevolg zou zijn van het pedagogisch handelen, dan zouden de meldingen ook uit een LVS kunnen ‘rollen’. De samenhang met de begeleiding, signalering en nazorg van incidenten is dan beter te borgen.

Technisch:
– Het systeem zoals dat in de pilot gebruikt is, is laagdrempelig om te gebruiken. Een incident neemt één scherm in beslag, waarop alles ingevuld kan worden.
– Autorisatie naar teams of afdelingen is mogelijk. Hierdoor kunnen rollen toegekend worden waarbij iemand registreert en anderen weer inzage hebben voor een hele school. Ook is er een analyse rol, waarbij statistieken getoond worden. Dit laat bijvoorbeel allerlei percentages zien van incidentsoorten door de tijd heen.
Mijn eigen kijk: Willen we de rapportage onderdeel maken van onze overige informatievoorziening, dan moet alle data makkelijk er uit te exporteren zijn. Dit is nu al mogelijk door velden te kiezen, een tabel te maken en op te slaan naar excel of SPSS. Echter niet alles komt dan mee. Of althans dusdanig dat we het zo kunnen importeren naar interne monitoringsystemen. Maar er moet iets overblijven om te wensen toch?
Om meldingen uit een LVS of begeleidingsysteem te laten ‘rollen’ zou een integratie nodig zijn met de kernregistratie deelnemers of een begeleidingsmodule. Toekomstplannen hiervoor zijn geschetst tijdens de Markt van Leveranciers op 17 November 2009 in Utrecht.

Even de redenatie doortrekkend: een LVS is qua concept vaak logboek waarin signalen, handelingsafspraken en contactmomenten worden vastgelegd. Als de informatie die aan een logboekitem kan hangen, ook wordt vormgegeven volgens de bovenstaande definities, dan zou een LVS de incidenten aandragen bij het registratiesysteem. Een beetje zoals de plannen zijn omtrent het doen van verzuimmeldingen bij de IB-groep: eerst op een aparte portal, maar later geïntegreerd vanuit je begeleidingsysteem.

Al met al een leerzaam project. Afwachten blijft nog even hoe het verplichtende karakter vanuit MinOCW er uit gaat zien.

4 perspectieven voor strategisch assortimentsbeleid

Ik heb in het verleden n.a.v. de Long Tail in het onderwijs en je productportfolio geblogd over ‘Strategisch Assortimentsbeleid‘. Onze instelling is nu in de oriëntatie hierop wat verder gekomen. Voorlopig kiezen we voor 4 perspectieven:

  • Rendement: Hoeveel levert een opleiding op? Dit kan uitgedrukt worden in aantallen diploma’s. Methodieken hiervoor zijn een “harde diploma-teller”, rapportages als “Aanval op de Uitval” en VK2 (Vragenlijst Kengetallen) lijsten van inspectie.
  • Betaalbaarheid: Hoeveel kost een opleiding? Deze blijft een uitdaging. Methodiek vooralsnog is Activity-Based-Costing met de Onderwijscalculator.
  • Arbeidsmarktrelevantie: Hoe goed kun je een baan vinden met een opleiding? Dit kan uitgedrukt worden met zogenaamde ‘krapte-indicatoren‘ van UWV en rapportages van Colo en ROA.
  • Omvang: Hoe groot is een opleiding? Is het aantal ‘afnemers’ groeiend of dalend? Dit kan uitgedrukt worden in deelnemers naar leerweg, niveau etc.

Al met al een hele zoektocht, want per opleiding of afdeling willen we hier iets zinvols over kunnen zeggen. Wel leuk om te doen! Daarnaast tricky in gedrag: verantwoord kijken naar de levensvatbaarheid van opleidingen vergt soms voorzichtigheid.

Demented Reality

Locatiebewuste apparaten gaan het helemaal worden, in combinatie met informatie die over onze eigen visuele waarnemingen heen gelegd wordt. Maar, of we er allemaal intelligenter van gaan worden? En of de werkelijkheid er van verbetert? Eén mogelijk scenario in het filmpje hieronder:

Augmented (hyper)Reality: Domestic Robocop from Keiichi Matsuda on Vimeo.

Toch nauwelijks AUGmented te noemen, eerder DEmented, vooral naar het einde toe…

Overigens schijnt er al snel iets aan te komen wat er op gaat lijken. Google Streetview die advertenties uit het straatbeeld vervangt door eigen advertenties. Overigens: wat zijn die filmpjes op Vimeo toch mooi! Een beetje zoals TED zich verhoudt tot Slideshare, zou verhoudt Vimeo zich tot Youtube, althans mijn mening.

Is er overigens Augmented Reality die informatie legt over je andere zintuigen dan visuele?

Einde van Nav4All

Soms denk je dat grotere organisaties beter voor continuïteit kunnen zorgen. Helaas, Nav4All gaat stoppen, per 1 februari. Vanwege een probleem met de licenties van de gebruikte data (kaarten).

Ik heb Nav4All altijd met veel plezier gebruikt op mijn Blackberry: duidelijk gesproken instructie, correcte aanwijzingen op fantastische verkeersknooppunten in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Op tijd 6 baantjes opschuiven tussen vrachtverkeer en caravans: ging allemaal prima. En belangrijk: gratis. Ik had er zelfs voor willen betalen, maar er lijken geen financiële problemen.

Nu op zoek naar een alternatief….

Voor elke docent een tabletje

In het verleden heb ik wel eens geschreven over het motto “breng de applicatie naar de werkplek”, dit omdat het anders de registratie-handeling zelf tot hogere administratieve lasten leidt en tot “2de-hands informatie”. Deze registratie-handelingen dienen bij voorkeur niet te bestaan uit overtypen, maar uit enkele kliks of toetsaanslagen of nog beter: schermaanrakingen. We blijven toch tactiele wezens. Zodat de informatie kan worden vastgelegd op de plaats waar deze ontstaat.

Nu is de echte werkplek van een docent niet een gemeenschappelijke docentenwerkruimte die er kantoorlijk uitziet. Behalve het klaslokaal, waar nog wel een PC neergezet kan worden, is de werkplek van een docent steeds meer mobiel. Coaching, begeleiding en lesgeven vindt steeds meer plaats op flexibele plekken, in en buiten het schoolgebouw.

Vanochtend las ik een bericht over de toepassing van tablet-pc’s in de zorg. Waarop ik bedacht dat de werkplek van mensen uit de zorg overeenkomsten vertoond met die van onderwijs. “Lokalen” met meerdere patiënten, momenten met individuen, veel wisselingen, veel logistieke uitdagingen. De voordelen die daar gelden, gelden ook in het onderwijs, lijkt me.

Overigens registreren we niet om de registratie opzich, maar de sturingsinformatie die dit alles oplevert is waardevol en daarnaast helpt het op operationeel niveau om processen soepeler te laten verlopen.

Zou het onderwijs er niet veel ‘cooler’ uitzien als elke docent met zo’n tablet zou rondlopen? Niet dat ik alleen de wow-factor wil verhogen… Verder is deze post niet bedoelt om allerlei reacties op te roepen over Windows versus Apple ofzo, ik zag alleen een aanleiding in de huidige media. Verdere hype en anti-hype mag elders 😉