Functioneel Beeld van MBO Cloud op #samboict

In ronde 1 van de 29ste saMBO-ICT Conferentie sluit ik aan bij de presentatie “Functioneel Beeld van MBO Cloud” door Maaike Stam en Bas Kruiswijk. Ze wilden ‘de bal wat verder weggooien’ dan ‘wat extra servers in een datacenter’. Daarom is het volgende bedacht:

  • Samenwerking op inkoop en beschikbaarheid maken van cloud-diensten.
  • Ondersteunen met een gemeenschappelijke voorziening, platform. Die noemen ze de ‘hub’ en bevat functionaliteiten voor selecteren, bestellen, betalen en toegang tot cloud-voorzieningen uit een catalogus. In principe wenst men de hele markt van digitale leermiddelen en cloud-diensten aan te sluiten. De technische manier voor ‘aansluiten’ wordt niet opnieuw uitgevonden. Door aansluiting bij Surf Conext bijvoorbeeld.
  • Ontsluiting van cloud-voorzieningen en digitale leermiddelen, met 1 identiteit.

Grafisch:

MBO Cloud

De kernpunten van de toekomstvisie voor MBO Cloud zijn:

  • Docent en student centraal en maximaal gefaciliteerd.
  • Minimale marktverstoring.
  • Slim samenwerken zorgt voor ontzorging van de instellingen.

Deze ontwikkeling kent wel een paar uitdagingen lijkt mij:

  • Aansluiting van een heel diverse markt van leveranciers en zorgen voor een actuele catalogus.
  • De vliegwiel in gang zetten: als er geen leermiddel in staat hoeft een school niet aan te sluiten, als er geen scholen aansluiten hoeft een leverancier er geen leermiddel aan te bieden. Ik hoop dat het aansluiten door scholen dan organisch kan groeien.

De Waarom vraag en de business case is in ontwikkeling. Zelf ben ik wel blij dat dit concreter wordt. Het zou voor de sector een grote stap in volwassenheid zijn. Ander voordeel lijkt me dat een instelling ontzorgt wordt op zijn beheer en onderhoud van technische koppelingen, omdat je deze ‘buiten de deur’ schuift.

Meer lezen? Klik hier voor het Functioneel Beeld.

Meer samen voor betere Informatiebeveiliging door Sir Bakx op #samboict

Sir opent de 29ste saMBO-ICT conferentie met de keynote over Informatiebeveiligingsbeleid. Hij was lid van de SURF Taskforce Cloud. Zijn ervaringen liggen op het gebied van informatiebeveiligingsbeleid, auditing en een juridisch normenkader cloudservices voor HO.

Hij opent met wat cijfers:

[yframe url=’http://www.youtube.com/watch?v=yzHsWsWOQjE’]

Sir schetst hoe men tot een model kwam om expliciet beleid over informatiebeveiliging te beschrijven. Het voordeel van een model is assistentie, stimuleert kwaliteit en voorkomt ‘vele wielen’. Eenmaal uitgewerkt door een onderwijsinstelling kan het later als leidraad dienen voor self-assessments en auditing. Dit model is in 2010 opgeleverd. Zijn stelling is dat hierdoor de CMM van Hoger Onderwijs verhoogd is.

Hij maakt ook aansluiting bij Cloud ontwikkelingen. De privacy, vertrouwelijkheid en eigendom zijn een knelpunt. Contracten zijn vaak zwak op deze punten. Met gezamenlijke inkoopkracht is dit beter af te dwingen. Alhoewel één sector (HO, MBO, etc) waarschijnlijk te klein is om Google en Microsoft etc. een andere kant op te bewegen. Samenwerking met overheid zou pas een ‘stevige vuist’ maken. Behalve het model is hij ook bezig met een normenkader en geeft voorbeelden van clausules die je als onderwijsinstelling kunt opnemen in je contracten. Vooral de clausule voor Veiligheidsdiensten vind ik actueel!

De samenwerking die Sir bepleit op een rij:

  • Werk als sectoren met elkaar en overheid samen!
  • Werk als informatiebeveiliger met je docenten en medewerkers samen!

Hij eindigt met twee stellingen:

  1. We leven met z’n allen in dezelfde risicovolle wereld. Alleen samenwerking is daar echt tegen opgewassen.
  2. Ons weren tegen buitenlandse overheden kan alleen in Europees verband. Een school kan dit niet, een sector, één land ook niet.

Je klaslokaal als reclamezuil

In een vorige post schreef ik dat ik minder afhankelijk van Facebook en Twitter wil worden. Dat geldt vooral voor privédoeleinden. Toch heb ik ook een mening over het inzetten van Facebook (of Twitter of Google Plus) als digitale leeromgeving voor een school. Waarom ik Facebook als ELO een zwaktebod vind:

  • Je klaslokaal als reclamezuil: Hoe zou je het als ouder vinden als iemand het klaslokaal van je kind binnenkomt en de helft van de muren beplakt met reclame? En vervolgens deze elk kwartier omwisselt? Overigens kijkt deze reclame-zuil-meneer tussendoor steeds mee naar je kind. Afhankelijk van het gedrag past hij de reclame aan. Daarnaast geeft hij de docent het papier waarop deze alles kan noteren wat er gezegd wordt tegen de leerling. Deze conversaties bewaart de reclame-zuil-meneer heel zorgvuldig. Dat is immers nodig om de juiste reclame te maken!
  • Je klaslokaal overleveren aan de grillen van de systeem-despoot: Hoe vaak komt het voor dat Facebook of andere platforms veranderen van uiterlijk, instellingen ongevraagd wijzigen en functionaliteiten verwijderen? Facebook heeft niet het belang van jou als docent of leraar op het oog, maar uiteindelijk die van de aandeelhouder.
  • Je klaslokaal overleveren aan de grillen van onszelf: Platforms komen en gaan. Wellicht kun je iets een paar jaar gebruiken. Dat veroorzaken we deels zelf, omdat het tempo van systeemmigratie hoog is. Onze kinderen hobbelen met gemak van Hyves, naar Facebook, naar Twitter, naar Instagram, naar etc. Op zich niets mis mee. Maar hobbel je zelf dan elke keer daar achteraan met je hele onderwijs hebben-en-houden? Om alles wat je in een systeem stopte achter te laten en opnieuw te beginnen?
  • Je klaslokaal gebruiken om een zeepbeleconomie in stand te houden: Zonder al te politiek te worden: is het nou werkelijk nodig om een paar aandeelhouders te helpen ‘cashen’ waarbij de waarde van een monopolist ineens in de miljarden loopt? Ik begrijp best dat ze als bedrijf ergens van moeten leven, maar er zijn andere verdienmodellen dan Adware.

Enfin, ik denk dat mijn punt wel duidelijk is. Wat is het alternatief? Wat zou het sterktebod zijn? Het sterktebod zou voor mij een school zijn die:

  • weet welke rol sociale media kan spelen in het totale leerproces, inclusief begeleiding.
  • een systeem erbij zoekt dat hem kan helpen bij zijn missie/visie.
  • zich volwassen opstelt ten opzichte van de leverancier, onder andere door zich als assertieve klant op te stellen, diensten af te spreken en het eigenaarschap over de data af te dwingen. Dat veronderstelt overigens een leverancier waarbij je überhaupt klant kan worden, ook als je geen adverteerder bent.
  • zelf regie voert op de inrichting van deze digitale leeromgeving en het beheer aan de gebruikerskant legt.

Ja, maar dat is toch gewoon een studenten-intranet-ELO met functionaliteiten voor sociale media? Ik denk het wel.

Een aantal praktische tips voor scholen zijn terug te vinden in het boekje Hoe?Zo! Social media. Overigens richt deze zich vrijwel alleen op de populaire platformen. Daarom mis ik een beetje in dit boekje de zoektocht naar de eigen “social media features”. Een zoektocht waar je als school zelf op kunt sturen. Overigens geen wonder dat docenten alternatieven zoeken als deze zoektocht er niet is of jaren op zich laat wachten.

Disclaimer:

  • Ik heb het hier specifiek over de inzet van Facebook als leeromgeving of begeleidingsomgeving. Dat je als school sociale media inzet voor webcare , werving van nieuwe studenten of alumni is voor mij een ander verhaal.
  • Dit zegt niets over het ontzorgen middels hosting bij een leverancier. Het is logisch dat je als school niet alle expertise wilt hebben om zelf te installeren, onderhouden en beveiligen. Vandaar alle SAAS-constructen.
  • Als ik een aantal aspecten van Facebook slecht vind, vind ik niet de mensen die het gebruiken slecht. Ik begrijp best dat mensen de sociale functionaliteiten aantrekkelijk vinden en zal ook niemand veroordelen die Facebook kiest om ‘mee te doen’ met sociale media.
  • Als het goed is, ben ik niet volledig. Anders was ik alwetend. Er zijn vast meer perspectieven of kanten aan dit verhaal.

De student voorop in PrimaOnderwijs

Belinda Fallaux vroeg me of ik wat wilde vertellen voor een artikel in PrimaOnderwijs. Dat is een platform voor ‘alle’ professionals in het onderwijs (Ik mis dan alleen wel de sectoren MBO, HO en WO). Het onderwerp was “Onderwijstrends 2014” en is terug te lezen op bladzijde 10 e.v. in de uitgave van januari 2014.

Om nou niet te vervallen tot de laatste hypes, dacht ik aan te haken bij wat zoveel onderwijsinstellingen in hun bestuurlijke agenda hebben staan. Termen als “de leerling staat centraal” en “de student staat voorop” bijvoorbeeld. Terechte doelen en horen zeker in Missie/Visie stukken thuis van elke onderwijsorganisatie. De clou zit ‘m in hoe je dat in de praktijk vormgeeft lijkt me. Anders blijven het open deuren clichés.

Tijdens het interview kwam ik er op dat deze doelen extra moeilijk zijn voor MBO’s. Als ‘de student voorop stellen’ impliceert dat er sprake is van maatwerk. Dat maatwerk kan zijn in tempo, in- en uitstroommomenten, lesinhoud, opleidingstrajecten en begeleiding etc.

  • Veel MBO’s worstelen met schaalvergroting, standaardisering, kostenbesparing versus maatwerk voor een individu. Theoretisch is er dan sprake van massa-maatwerk maar dat blijft moeilijk in de praktijk.
  • Van alle onderwijssectoren is de MBO sector het meest complex, gezien de diversiteit aan opleidingen en de maatschappelijke rol voor de arbeidsmarkt.
  • De mate waarin je verantwoording moet afleggen aan lokale overheden bij verzuim, aan de inspectie voor de kwaliteit en aan de accountant voor je bekostiging lijkt toegenomen afgelopen jaren. In ieder geval in de beleving. De hoeveelheid informatie die je geacht wordt vast te leggen gedurende het hele administratieve proces is groot.
  • De mate waarin je informatie gedurende het onderwijsproces moet vastleggen voor je klant (leerling, student of ouder) neemt bij maatwerk verder toe. Gegevens over begeleiding, zorg, vorderingen en lesuitval registreren voelt voor de gemiddelde docent veel te administratief. Wat vroeger vanzelfsprekend met het papieren klassenboek of mentorschriftje gedaan werd voelt nu als iets dat je moet uitbesteden aan ‘de administratie’.

Waarvoor ik Google dankbaar was

Mijn vorige post kent een voor mij ongebruikelijke sterke toon. Meestal druk ik me wat constructiever uit dan dat ik op de ondergang van complete platformen hoop. Ik bedacht later dat ik nog een grote vergeet: Google Plus. Waarschijnlijk omdat ik er nauwelijks naar omkijk. Uiteindelijk zijn het er ook teveel om allemaal ‘bij te houden’. Teveel systemen met teveel interfaces en dan teveel wijzigingen bij nieuwe versies die je hersencellen nodeloos verbranden. [Is er iemand die de nieuwe Twitter manier om dialogen te tonen wel handig vindt?]

Toch had ik tot nu toe met Google een andere ‘band’ dan met Twitter en Facebook. Ik weet ook wel dat ik geen Google klant ben, maar een hamstertje in hun machine. De klanten zijn de bedrijven die adverteren. Toch stoorde het me niet dat ik informatie over mezelf gaf in ruil voor maatwerk in reclame. Het was in ieder geval niet zo irritant als die reclames van bijvoorbeeld Wehkamp. Bestel je in 5 minuten een pyjama, krijg je wekenlang pyjama reclame overal in beeld. Toch is Google steeds meer hun sociale netwerk verplicht aan het maken. Het is steeds moeilijker om niet een dienst van Google te gebruiken zonder een profiel te hebben in Google Plus. Daarnaast was ik ook redelijk ‘loyaal’ aan ze. Ik ben ze namelijk best dankbaar geweest. Niet alleen als zoekmachine maar ook voor:

  • Google Reader is voor mijn professionele ontwikkeling onontbeerlijk geweest. De manier waarop ik het gebruikte hielp me grote hoeveelheden nieuws en achtergrond te verwerken. De kennis van mijn vakgebied is er enorm door toegenomen. Ik had er best voor willen betalen als ze er niet de stekker uit trokken. Ik ben overigens zonder hobbels overgestapt op Feedly.
  • Android heeft mijn mobiele ervaring enorm gevormd. Het is een OS naar mijn hart. Voor mijn gevoel wordt ik niet betutteld als eindgebruiker en krijg ik de ruimte om te experimenteren.
  • Het hosten van diensten zoals video, kaarten, foto-albums, mail en agenda en er geen omkijken naar hebben.

En toch … één bedrijf dat monopolist wil zijn, ik vertrouw het ‘gewoon’ niet meer. Dus ik wil ook mijn afhankelijkheid ervan verminderen. Ik weet alleen nog niet precies hoe.

 

Wat ik hoop in 2014

Meestal sluiten mensen het kalenderjaar af en in een soort reflectiestand en sommigen bloggen daarover. Tot nu toe weerhield ik mezelf van voorspellingen en het delen ervan. Ik vind het wel knap overigens als mensen kunnen beschrijven wat ze verwachten zonder een lijstje hypes op te sommen. Zodra ik dat kan, ga ik het zeker ook doen. Afgelopen weken ben ik zelf wel gaan nadenken: wat zou ik het liefst zien gebeuren in 2014? En dan niet op het gebied van echt belangrijke dingen of in mijn persoonlijke leven. [Ik word weer vader!] Maar op het gebied van internet en de toepassingen erop ‘en zo’.

Het liefst zie ik de terugkeer van gedistribueerde sociale netwerken

Huh? Wat is dat en waarom lijkt me dat zo belangrijk? Daarom even een inleiding. Over het algemeen kijk ik het eerst naar functionaliteiten. Kan een systeem iets doen dat handig is voor een toepassing, dan vind ik dat al snel ‘OK’. Meestal vind ik een systeem niet inherent ‘goed’ of ‘fout’ als in de veroordelende betekenis. Net alsof je een hamer fout vindt, omdat je er iemands hoofd mee kunt inslaan. Dan vind ik het doel slecht, niet het gereedschap. Toch heeft het gebruik van gereedschap een ethische, een morele of zelfs politieke kant. Als ik dan puur klinisch naar functionaliteiten blijf kijken, negeer ik deze andere kanten. En de laatste tijd kan ik dat steeds minder. Dus mijn eindejaarsreflectie afgelopen weken ging gedeeltelijk hierover. Vanwege de bijwerkingen heb ik meer en meer een morele afkeer van de huidige grote platforms voor sociale netwerken . Iets directer: ik krijg een hekel aan Facebook en Twitter. Of andere grote centraal beheerde platformen. De politieke afwegingen laat ik buiten beschouwing, maar ik heb een paar aanleidingen:

Per stuk licht ik ze nog wel toe in volgende blogposts. Let wel: in mijn ogen kan een evenwichtig gebruik van sociale functionaliteiten wel degelijk meerwaarde hebben. Ik wil nog steeds gereedschappen die mij laten communiceren met anderen op een laagdrempelige manier. Ik wil alleen mijn afhankelijkheid van Facebook en Twitter hiervoor verminderen.

Wat zijn gedistribueerde sociale netwerken?

In het kort zijn het protocollen, standaarden en systemen die mensen in contact brengen, zonder dat één partij eigenaar is van het geheel. Een beetje zoals internet van oudsher werkt en we gewend zijn met email. Als ik een bericht stuur naar iemand met een hotmailadres terwijl ik zelf een gmailadres heb, dan komt het gewoon aan en ik kan het gewoon lezen. Als ik een ander postkantoor kies (bijv. een mailadres van Ziggo) werkt het nog steeds. Het zou zijn alsof je Twitterklonen maakt: je ‘zit zelf bij’ Twitterkloon X en ik kan iemand op Twitterkloon Y volgen, liken en retweeten.

Verder wil ik dan niet te krenterig zijn om te betalen zodat er geen advertenties nodig zijn. En als ik het helemaal niet vertrouw, wil ik het zelfs met encryptie kunnen zodat mijn privacygegevens niet alsnog doorverkocht worden. Gezond wantrouwen lijkt me. Of zoals Joseph Heller zei in Catch 22: “Just because you’re paranoid, it doesn’t mean they aren’t out to get you.”

Zie ik al voorbeelden?

Jazeker! In het verleden zijn al pogingen ondernomen door onder andere Tent en Diaspora. Beiden gaan niet uit van één groot platform, maar meer een federatie van samenwerkende sociale netwerken. Toch zijn ze nog afhankelijk van centrale servers.

Je kunt nog een stap verder gaan en zelfs de servers wegstrepen. Dat doet bijvoorbeeld BitTorrent met BitTorrent Sync. In eerste plaats voor bestanden. In aanleg kun je hiermee berichten uitwisselen met encryptie zonder centrale servers. Experimenten lopen hier al mee. [Over ethische kanten gesproken; hun protocol is wel gebruikt voor de grootste uploadpiraterij ooit…] Dezelfde protocollen en die van Bitcoin worden ook gebruikt in Twister. Het BitTorren protocol om de inhoud van je berichten effectief te verspreiden aan de leden in je netwerk en het Bitcoinprotocol enkel om unieke identiteiten te laten claimen. (Het wordt dus niet gebruikt om geld te maken en met Twister ‘zit’ je niet op Bitcoin ofzo.)

Kortom, ik hoop op de ondergang van Facebook en Twitter en de opkomst van alternatieven!

Teveel geld, geen urge, toch succes #mbocity

Jos Baeten sluit voor mij MBO City 2013 met de presentatie “Teveel geld, geen urge, toch succes”.

Hij opent met technologie-trends. Aangezien ik een beetje wars aan het worden ben van hypes en trends en ik ze toch al ken, sla ik dat even over. Zijn boodschap is wel dat het ‘MBO’ of de onderwijssector in het algemeen er niets mee doet. Prikkelende stelling.

Uiteindelijk stelt hij: onderwijs wil wel verbeteren maar niet veranderen. Die drang komt pas als we inefficiëntie niet meer kunnen permitteren, volgens hem. Zijn schets van de MBO instellingen:

  • MBO kiest voor substitutie of goedkope sociale media in plaats voor echte innovatie.
  • Het MBO is wel enthousiast, maar voelt geen drang voor innovatie.
  • Als we tot 22% bezuinigen dan zouden we de drang tot innovatie wel voelen en nog steeds dezelfde resultaten kunnen boeken. Onderzoek of bronmateriaal voor deze getallen wordt niet vermeld.
  • Innoveren is geen strategische keuze bij veel instellingen, wel het uitproberen in proeftuinen en pilots.
  • Voor het MBO liggen er grote kansen voor het verbinden van het leerlandschap, het werklandschap en het bedrijfslandschap.

Voor mij interessanter waren zijn vier determinanten voor succesvolle invoering van ICT. Die vond ik per stuk zo herkenbaar, daarom even vermeld met mijn interpretatie erbij.

  1. Bewezen technologie en functionaliteit: een systeem moet het wel doen en het juiste kunnen. Voor deze determinant lijken me plannen van eisen en ontwerpen relevant.
  2. Condities en toewijding: randvoorwaarden en commitment van leidinggevenden mogen geen onderwerp zijn voor ná livegang.
  3. Toegevoegde waarde en beloning: het gebruik van ICT moet iets opleveren voor mensen. Anders wordt het weer iets voor ‘erbij’. Gebruik verleiden in plaats van afdwingen.
  4. Procesmanagement en educatief leiderschap: de hele verandering vergt duidelijk leiderschap.

Veranderingen managen: kan dat? #mbocity

Henk Hagoort wordt beschreven als iemand met veel kennis over het veranderen van een organisatie. In zijn aanloop echter heeft hij het vooral over trends op dit moment (Big Data) en veranderende business-modellen in de media (Spotify, Netflix etc.) door de ontwrichtende werking van internet. Uiteindelijk komt hij tot de kern. Volgens hem:

  • Moeten we zoeken naar zaken die we nu barbaars vinden. Daar ontkiemt vaak de toekomst. Elke huidige generatie worstelt hiermee.
  • Moeten leiders verhaalvertellers zijn en geen rekenmeesters. Tussen neus en lippen door tipt hij: praat niet teveel in getallen, vertel een verhaal.
  • Hebben kinderen andere vaardigheden nodig voor de 21ste eeuw.
  • Moeten we op onze taal letten in verantwoordingsdocumenten. Het verhaal voor je eigen medewerkers vertel je in een heel andere woorden dan die van de financiële controleur.

Samengevat: Veranderingen managen, kan dat? Henk zijn antwoord lijkt te zijn dat veranderingen niet kunt ‘beheersen’, je kunt wel zorgen dat de juiste mensen elkaar ontmoeten en keuzes maken.

Ik hoop overigens dat het geen aanmoediging is om ‘het verhaal’ te vertellen aan de hand van anekdotes alleen. In mijn ogen is onderbouwing met meetbare resultaten (getallen dus) juist nodig om het niveau van beleving/vermoedens te ontstijgen.

De Netwerkschool volgens MBO Velp #mbocity

Ik zit in de derde ronde van MBO City waar MBO Velp hun invulling van De Netwerkschool demonstreert. De cultuur en waarden zijn met behulp van De Argumentenfabriek in kaart gebracht. De ontwikkelingen van afgelopen 4 jaar en stand van zaken uit de mond van de studenten zelf:

  • Meer structuur onder andere door samenwerking met het bedrijfsleven en studentondernemingen.
  • Het beeld van ultieme vrijheid is wat genuanceerder geworden.
  • Flexibiliseren proberen ze juist te bereiken door structureren. Onder andere door standaardisatie in een onderwijscatalogus. Vooral waar de overeenkomsten in onderwijsproducten groot is.
  • Het rooster kan door studenten elke 10 weken samengesteld worden.
  • De student kan ten dele zijn route zelf bepalen. De producten uit de onderwijscatalogus zijn in de ELO te kiezen. Switchen tussen BOL/BBL en stages in de vakantie of buitenland zijn mogelijk.
  • De snelle bereikbaarheid van docenten via mail en berichten helpt bij flexibel volgen van onderwijs.
  • Studenten nemen deel aan samenwerkingsprojecten in de buurt en met bedrijfsleven.
  • De inspraak is georganiseerd in de vorm van een studentenraad, waarin alle opleidingen zijn vertegenwoordigt.

De indruk die het wekt is dat ze er daadwerkelijk in slagen flexibel onderwijs te organiseren, met de student voorop en veel verankering in de praktijk van het beroep. Het roept ontzettend veel vragen op over hun bedrijfsvoering, maar daar ging het niet over. 😉

Vernieuwen vanuit professionele passie #mbocity

Jaap Boonstra vertelt over zijn passie: jeugd een toekomst geven. Veranderen is volgens Jaap een avontuurlijke tocht. Je gaat er wel eerst even voor zitten.

Jaap heeft 3 vragen, 3 perspectieven en 3 verhalen:

  • Vragen: Wat is uw mooiste reis geweest in het onderwijs? Wat maakte deze vernieuwing de moeite waard? Wat gaf u de spirit om eraan te werken?
  • Perspectieven of gezichtspunt: Wat gaan we doen? Wie doet er mee? Hoe pakken we het aan? Jaap pleit ervoor om aan de WAT/WIE/HOE evenwichtig aandacht te schenken. In de praktijk hebben we het teveel over de WAT, volgens hem. Mijn eigen ervaring bij veranderingen is juist iets anders. Te snel de WAAROM vraag overslaan en vervolgens over de 3 perspectieven door elkaar discussiëren zonder onderscheid. De WAT we gaan doen heb ik het liefst in beleid, roadmaps of kaders. Dat wil nog inderdaad nog wel eens achterblijven in duidelijkheid. Dan heb ik helemaal de neiging om de waarom-vraag te stellen.

Vervolgens vertelt Jaap 3 verhalen van innovatie. Steeds blijkt weer dat innovatie niet gaat over het houden aan regels, maar over het vernieuwen ervan. Als mensen vernieuwen vanuit passie dan:

  • hebben ze professionele trots en schaamte (over de huidige situatie) als energiebron.
  • nemen ze initiatief tot experiment.
  • delen ze ervaringen.

Als we zelf deel willen innoveren vraag je dan af:

  • Identiteit: Wie ben ik? Wat is mijn kracht? En wat wil ik zijn?
  • Betekenis: Waaraan draag ik bij? Waar ben ik trots op?
  • Betrokkenheid: Met wie verbind ik me? Wat is mijn engagement?

Tot slot illustreert Jaap de kracht van het individu en leiderschap:

[yframe url=’http://www.youtube.com/watch?v=fW8amMCVAJQ’]