Ik ben vandaag te gast bij het Zadkine voor de 37ste saMBO-ICT conferentie. In de laatste ronde nemen Jacob Poortstra (Noorderpoort), Nynke de Boer (SURF) en Marius Zandwijk
(Kennisnet) ons mee in de ontwikkelingen.
Marius opent met de kennissessies “Met en van elkaar leren” en “Van inspiratie naar doen” van vorig jaar. De focus lag op data uit de intake- en begeleidingsprocessen, analyses, ethiek en IBP. In 2018 staat een bootcamp gepland, ontwikkelen ze een praktisch instrument voor het bespreken van ethische vragen, worden use cases beschreven en komt er een werkconferentie in juni. Meer gegevens zijn bij Marius op te vragen.
Jacob vervolgt met hun ervaringen bij Noorderpoort. De motieven op een rij:
- Steeds meer e-learning modules.
- Online leren verschilt van klassikaal leren. Een deel van het inzicht dat je terloops opdoet valt weg vermoed ik.
- Inzicht nodig in gebruik van leermateriaal.
- Betere begeleiding van de student en zijn voortgang.
Hij stemde dit af met zijn studenten waarbij hij oprecht vroeg of ze kunnen presteren als er online ergens een les staat met af en toe een Skype gesprek. Frappant was dat studenten daar niet zomaar blij van werden. 😉
Ze zijn gestart met zowel lessen in de klas als online voor 17 studenten van MBO 3/4. Wat ik zelf echt heel goed vind: niet zomaar denken dat je dit big-bang kunt doen met honderden studenten. Realistisch klein beginnen en ervan leren dus. Ook geeft Jacob aan het onverantwoordelijk te vinden om studenten voor een examen de dupe te laten worden van iets dat experimenteel is. Eens!
De voortgang wordt technisch gemeten door ‘trackers’. Die vanuit de advertentiewereld natuurlijk een slechte naam hebben. De studenten (ouder dan 16) die meededen waren wel akkoord gegaan op het verzamelen van de data. Ze hadden ook altijd een knop om ‘uit te stappen’. Intern werd de data niet verder gedeeld met collega’s van Jacob.
Hij ziet wie er gebruik maakten van het materiaal, hoe ver ze zijn en hoe ze scoren op een zelftoets. Jacob gebruikt deze informatie voor de begeleiding van zijn studenten. Om metingen wat concreter te maken verzon hij een “inspanningscoëfficiënt”, een soort kpi die aangaf hoeveel online acties een student deed. Vervolgens spiegelde hij dit aan toetsresultaten. De student zelf ziet zijn eigen activiteit t.o.v. de andere studenten en een vergelijking van eigen uitgevoerde activiteiten.
De stand van de technologie is wel dusdanig dat het niet zomaar plug-and-play is. Niet erg, want anders kom je nooit verder maar je moet daar wel tegen kunnen.