Tag Archives: Onderwijslogistiek

Op weg naar de realisatie van de onderwijslogistieke principes van Triple A

Ik heb in het verleden al vaker geschreven over Triple A en onderwijslogistiek. Vandaag een update op de stand van zaken. Willem-Jan van Rooijen en Frans Thijssen praten ons bij.

In de encyclopedie is een deel uitgewerkt voor onderwijslogistiek. Het is nu tijd voor een verdere concretisering, door een brede betrokkenheid te zoeken en samen te werken met saMBO~ICT. Het resultaat moet zijn: een functioneel ontwerp van ondersteunende systemen en organisatorische eisen. De einddatum voor dit alles is 15-06-2010.

Om te illustreren hoe generiek de modellen van TripleA zijn, vertelden ze hoe 3 ROC’s met een verschillende insteek toch tot hetzelfde logistieke model kwamen. Elk ROC kende zijn eigen metafoor:

  • Het Innovatiecafé: de student kiest de volgorde van het lesprogramma.
  • Selfmade: legt de nadruk op het leren maken van individuele keuzes.
  • Ballenbak: competenties staan centraal.

Hieruit werd een rode draad gedestilleerd:

  • De leervraag komt centraler te staan.
  • Er is behoefte aan meer flexibel onderwijs.
  • Mensen en middelen moeten breed inzetbaar zijn.
  • Integratie van systemen moet!

In het verleden werd een geavanceerde, wiskundige, ‘roostermachine’ genoemd, daarom vroeg ik hiernaar. Het blijkt dat er onderzoek gedaan is, met als positief resultaat dat het mogelijk is om zo’n machine te bouwen. Die kan, wat men beoogt in bovenstaande model, in principe leveren. Het onderzoek wordt binnenkort afgerond en beschikbaar gesteld.

Onderwijscatalogus als basis voor onderwijslogistiek

Ellen Stuurop en Hans Hurenkamp vertelden hoe het Drenthe College hun onderwijsaanbod beheert met Educator.  Jef heeft er ook al eens over geschreven. Hun term is “DOE” oftewel “Didactische variant van een Onderwijs Eenheid”.

Als een DOE gemaakt wordt kan die, na goedkeuring, doorgezet worden naar de catalogus. Vanuit de student gezien (en vaak ook vanuit de docent) komen deze terug in zijn PAP (Persoonlijk Activiteiten Plan). Uiteindelijk kan dit leiden tot een individueel activiteitenplan. Zover zijn ze echter nog niet. Als een student een bewijsstuk wil aanleveren om aan te tonen dat hij aan de eisen voldoet, levert hij deze ook in, via het systeem.

Hans opent met te benadrukken dat je concreet aan de slag moet, alvorens te ontdekken wat je wilt en waarheen je wilt ontwikkelen. Een beetje “organisch”, waarbij een blauwdruk achteraf ontstaat en niet altijd goed is aan de voorkant. Soms moet je door ervaring wijzer ‘terugsaneren’. Klinkt als een lerende organisatie!

Waar Hans dus indirect op wijst is een manier van implementeren. Mijn omschrijving: niet alles tot op detail van te voren bepalen, om dan vervolgens je doelen tocht niet te halen. Maar juist door aan de slag te gaan, ontdekken wat je nodig hebt.

Zijn deel van de presentatie is hier te zien:

Wat is er nodig om onderwijslogistiek goed in te regelen: lessen uit het HBO

De tweede lezing tijdens de opening van het Congres Onderwijslogistiek en CGO werd gegeven door Peter van ‘t Riet (Lector ICT en Onderwijsinnovatie).

Peter vertelt eerst wat het lectoraat is. Overigens besef ik nu pas dat het goed is om een lectoraat hierover te hebben! Wellicht iets meer bekendheid ermee binnen MBO zou niet verkeerd zijn? Peter vertrekt vanuit de historie van HBO, die veel overeenkomst vertoont met MBO. Fusies, concentratie, terugtredende overheid, informatisering, de buitenwereld die de school inkomt, emancipatie van het individu, aandacht voor innovatie, meer open bedrijfscultuur.

Waar het hier om gaat: er is onderzoek gedaan naar planning en roostering. De complexiteit hiervan wordt geïllustreerd door het begrippenkader: periodenplanning, onderwijsplanning, tentamenplanning, studentenplanning, financiële planning, ruimteplanning, stageplanning etc.! Het eigenlijke rooster rolt er pas uit als alle andere planningen eerst gelopen zijn! Al deze processen kunnen zich voordoen op alle niveau’s in de organisatie.

Conclusies uit het onderzoek van Peter: Het management stuurt onvoldoende op integrale procesketen van planning en roostering, onvoldoende op de personele kwaliteiten en roostergedrag van docenten. De procesinrichting is rommelig. De plaatjes die Peter laat zien, lijken op een verfspatarchitectuuri.p.v. Mondriaan. Een kleine greep uit het onderzoeksrapport:

“De situatie m.b.t. de informatiehuishouding van de hogescholen rond planning en roostering is ronduit zorgelijk. De efficiency en effectiviteit van centrale informatiesystemen zoals het onderwijsinformatiesysteem en het roosterpakket worden sterk verminderd door de autonomie die onderwijsafdelingen hebben bij het inrichten van hun eigen procesorganisatie. De eilandcultuur waarin onderwijsprogramma?s per opleiding ontwikkeld  en beheerd worden zonder elementaire vormen van standaardisatie is bij alle hogescholen nog in sterke mate aanwezig.”

Tip van Peter, volg de volgende stappen:

  • Maak een architectuurplaat van de bestaande situatie.
  • Maak daarna een referentiearchitectuur van waar je op uit wilt komen.
  • Maak een migratieplan!

Mijn indruk: de overeenkomsten tussen HBO en MBO zijn groot, op het gebied van onderwijslogistiek. Dat maakt het onderzoek, alhoewel onder HBO instellingen, ook nuttig voor MBO. Het rapport is hier te vinden.

CGO; de samenhang der dingen

Ik ben vandaag bij ROC van Amsterdam bij de conferentie “Onderwijslogistiek en CGO“. De opening werd gedaan door Jan-Pieter Janssen van AOC Citaverde College.

Jan-Pieter schetst openhartig zijn organisatie waarin een grote geografische spreiding een rol speelt en vervolgens het ‘onderwijsproductieproces’. Men onderzoek gedaan naar standaardisering. Het proces ging ongeveer alsvolgt:

  • De samenhang der dingen: Door een lijst te maken van applicaties en bijbehorende functionaliteiten werd gepoogd een ‘landschap’ te tekenen dat het verband aantoonde tussen de onderdelen. Al mindmappend werden zo alle onderwijsactiviteiten in verband gebracht met applicaties. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een keuzeproces waarin Fronter aangeschaft werd.
  • De transparantie der dingen: Met behulp van een portal wordt alles ontsloten.
  • De gelaagdheid der dingen: Vanuit een basisscherm kan op onderdelen steeds meer functionaliteit ter beschikking komen. Dit kan geleidelijk.
  • De onzekerheid der dingen: alles blijft veranderen, de menselijke factor speelt een rol (soms wordt iets voor een kwart gebruikt en stopt het weer), de technische match is uitdagend.