Tag Archives: GE Matrix

De GE/McKinsey-matrix

Gisteren schreef ik over de BCG matrix en eventuele bruikbaarheid voor het maken van een productanalyse. Ik heb daarna wat verder gekeken naar een andere versie: de GE/McKinsey-matrix.

Gemckinsey

De matrix bestaat uit negen cellen. Er zijn twee assen, (1) aantrekkelijkheid van de bedrijfstak, en (2) de competentie van de bedrijfseenheid. Beide assen zijn in drie categorieën (hoog, gemiddeld, laag) ingedeeld.

Een bedrijfseenheid wordt door middel van cirkels op de matrix geplaatst. Drie variabelen bepalen normaal gesproken de representatie van de bedrijfseenheid:

  • de grootte van de marktsector bepaalt de grootte van de cirkel;
  • het marktaandeel wordt als taartdiagram in de cirkel geprojecteerd;
  • de verwachte toekomstige positie wordt middels een pijl aangegeven.

 Toepassing op ons ROC

Ik heb gepoogd een eerste voorzichtige invulling te geven. Slechts als een verkenning om te inventariseren of de presentatievorm een geschikte is. Omdat de termen “Aantrekkelijkheid” en “Kracht” arbitrair zijn, is voor deze eerste verkenning gekozen voor die definities waarover daadwerkelijk informatie beschikbaar is. Onder bedrijfsunit versta ik “Team”.

  • Kracht van de bedrijfsunit: Ik koos “Rendement” als indicatie van kracht. De definite en cijfers van rendement zijn ontleend aan de interne rapportage “Aanval op de Uitval”. Deze definities zijn vanuit allerlei convenanten vastgelegd. Rendementscijfers hebben een schaal van 0 tot 100%. Deze is in drie gelijke stukken verdeeld. Overigens hebben nieuwe opleidingen de eerste jaren automatisch een rendement van 0%, aangezien ze nog geen diploma’s hebben opgeleverd.
  • Aantrekkelijkheid van bedrijfstak: Gekozen is voor “Aantal studenten” als indicatie van aantrekkelijkheid. De definitie en cijfers van de aantallen zijn ontleend aan onze interne monitor studentenaantallen. Vervolgens is de as in drie gelijke stukken verdeeld.
  • Doorsnee van de cirkels: Elk team wordt voorgesteld door een cirkel. De doorsnee van de cirkels is evenredig met het interne marktaandeel. Onder marktaandeel wordt hier verstaan het relatieve aantal studenten op een opleiding, t.o.v. het totaal aantal studenten van de instelling zelf.

Dat leidt tot onderstaande grafiek, waarvan de labels en cijfers zijn weggehaald. Maar het geeft een idee:

GE Matrix

Kritiek

  • De manier waarop de verdeling Laag/Gemiddeld/Hoog tot stand komt zou anders kunnen, bijvoorbeeld volgens statistische analyses van verdelingen of volgens gestelde normen (Boven en onder een norm, volgens een bepaalde bandbreedte).
  • De indicaties van “Kracht” en “Aantrekkelijkheid” zouden uit meer attributen kunnen bestaan, die vervolgens gewogen bijdragen.
  • Het aantal studenten en de rendementen komen niet van dezelfde populatie. De rendementen zijn afkomstig van de studenten die de instelling verlaten gedurende 2008. De aantallen zijn afkomstig van de 1 oktober telling van 2008.

De BCG Matrix voor onderwijsinstellingen

Een collega tipte me: “Joël, kun je eens kijken naar de Boston Consulting Group Matrix?” Nou heb ik altijd een gezond wantrouwen betreffende de bruikbaarheid van modellen die van voor mijn eigen bouwjaar zijn. Maar toch even gegoogled enzo.

De BCG-matrix is een “portfolio-analysematrix voor bedrijfsunits”. Een manier om naar je product-portfolio te kijken, de levensfase waarin deze producten zich bevinden en het biedt “voer voor strategie”. N.a.v mijn verhaal over de Long Tail binnen onderwijs, Jef zijn commentaar en de noodzaak van strategisch assortimentsbeleid bleef het in mijn hoofd een beetje napruttelen.

Als ons product, voor het gemak, gelijk staat aan een opleiding dan zijn de beginselen van product-life-cycle wellicht bruikbaar voor het beheren van opleidingen. Van behoefte, ontwerpen, inrichten, aanbieden tot en met uitfaseren en terminatie.

De matrix als plaatje:

BCG-matrix

Hieronder probeer ik langs het wiki artikel de slag naar onderwijs te slaan.

Relatief marktaandeel
Dit is het marktaandeel dat het bepaalde product of haar bedrijfseenheid heeft verworven ten opzichte van de grootste speler in de markt. Dit is gelijk een lastige: Hoeveel marktaandeel heb je als team dat een opleiding aanbiedt? De ratio van het aantal studenten van je opleiding en het aantal MBO-ers in de regio? Dat hangt er maar van af wie je als concurrent beziet: het naburige ROC dat een zelfde opleiding aanbiedt of het naburige team dat een andere opleiding aanbiedt?

Groeipotentieel
Het groeipotentieel is afhankelijk van veel factoren. Demografische kenmerken en beschikbare BPV plekken bijvoorbeeld.

Hoog/Laag
Wat de absolute waarden zijn langs de as, kan per branche verschillen. Als je dit niet gebruikt om te benchmarken, zou een instelling zelf iets nuttigs kunnen verzinnen. Maar veel hangt af van gekozen definities, definities, definities…

Categorieën

  • Cash Cow: Een opleiding die stabiel is qua aantal studenten. Even niet onderhevig aan modegrillen. Het aanbod is uitgekristalliseerd en uit allerlei experimentele fases. Groei zit er echter ook niet meer in. Kernbegrip: Oogsten
  • Star: Een opleiding met een hoog marktaandeel dat zelfs nog stijgend is. Hier moet wel in geïnvesteerd worden, zodat de resultaten van eventuele experimenten zijn weerslag kunnen krijgen in de dagelijkse gang van zaken. Kernbegrip: Vasthouden
  • Question Mark: Een kleine opleiding in een groeimarkt. Wat het wordt is onzeker, hopelijk via “Star” naar “Cash Cow”, maar het kan ook een “Dog” worden. Kernbegrip: Bouwen
  • Dog: een kleine opleiding zonder groeipotentieel. Indien de instelling geen strategisch belang heeft bij deze opleiding, kan het afgestoten worden. Kernbegrip: Desinvesteren

Kritiek
Er is veel kritiek op de BCG Matrix, wat heeft geleid tot een andere versie: De General Electric Matrix. Overigens zijn andere tools (niet in technische zin, maar als model) voor analyse van je assortiment hier te vinden.