De laatste visualisatie van deze week gaat over het verband tussen apps of applicaties en de soort van verbinding die je met internet hebt. Aan de ene kant probeer ik onderscheid te maken tussen netwerken en tegelijkertijd te duiden of een app dan nog ‘werkt’.
Toelichting:
- Van links naar rechts stellen de bogen de soort verbinding voor.
- In de bovenste helft levert de school de infrastructuur.
- In de onderste helft levert de eindgebruiker zelf de infrastructuur.
- De balken met soorten ‘apps’ tonen of deze ‘het doen’.
- Die in de browser werken: alles dat web-enabled is, zelf gehost of in de cloud.
- Die op het device opslaan: de stand-alone applicaties of apps. Dat kan zijn Office, traditionele software met lokale setup en het hele legioen ouderwetse methode- en branchesoftware voor opleidingen.
- Die kunnen synchroniseren: deze vond ik het vermelden apart waard, omdat het werken en leren faciliteert waar geen internet is.
- Die een virtueel bureaublad nodig hebben: Als traditionele software zich niet ontwikkelt naar een ‘web-enable’ variant, maar toch noodzakelijk is voor het onderwijsproces, dan zijn er technieken als VDI, remote desktop en Citrix.
Ik wil deze visualisatie gebruiken om te laten zien wat we beloven met de term ‘Anywhere’. ‘Overal toegang tot informatie’ is een grote belofte, die echter wel begrensd is.
Zelf printje maken op hoge resolutie? Download hier.