Een technorealistische visie op artificiële intelligentie voor leren en doceren – #owd19

Een hele mond vol, maar omdat ik tot nu toe de ontwikkelingen voor artificiële intelligentie vooral passief volgde, bezocht ik deze sessie op de Surf Onderwijsdagen. Silvester Draaijer (VU) laat ons balanceren tussen techno-pessimisme en techno-optimisme belooft de sessiebeschrijving. Silvester betrekt het snel op toetsing, waar ik eerder over blogde.

Omdat er voor AI allerlei definities rondzwerven formuleert Silvester 2 vragen bij elk “AI” systeem: Zijn ze autonoom en adaptief? Oftewel kunnen ze zelfstandig werken en passen ze zich aan omstandigheden aan? Vervolgens is hij kritisch als iemand spreekt over “AI” in het onderwijs. Een chatbot maakt onderwijs nog niet “AI”. Hij stelt zelfs dat bij het doceren en leren zelf geen AI komt kijken, alleen bij toetsen. Skinner verzon dit al met “oefen-machines”. Vroege vormen van AI, volgens Silvester althans. Moderne vormen zijn de Rekentuin en de Taalzee.

Hij vervolgt met allerlei voorbeelden van systemen die het leren en oefenen ondersteunen of onze hersenen kunnen ‘uitlezen’. Silvester spreekt enthousiast en weet te prikkelen. Aangezien ik AI tot nu toe passief volgde kan ik inhoudelijk niet helemaal beoordelen hoe steekhoudend alle stellingen zijn. Ik miste wel duiding: Wat is nou precies een techno-realistische kijk op AI volgens hem? Hoe kun je dat überhaupt weten? Hoe vind ik balans tussen hype-jachtigheid en doom-neerslachtigheid? Pas in de vragen ging Silvester in op ethische aspecten.

Daarnaast zit er iets ironisch in: met kunstmatige intelligentie natuurlijke intelligentie ontwikkelen.