Ik ben vandaag bij Berenschot in Utrecht voor een bijeenkomst van Parell. Uit het voorstel-rondje blijkt dat de meer zijn die werken op het terrein van onderwijsinnovatie en/of informatiemanagement.
Platform PARELL door Iwan Basoski van Berenschot
Omdat PARELL een netwerk “in de dop” is, blijft de vraag: wat is het doel en wat wissselen we uit? Iwan ligt een aantal punten toe:
- Missie: PARELL stimuleert, faciliteert en coördineert de kennisdeling en -ontwikkeling op het gebied van onderwijsbedrijfsvoering in het MBO. De activiteiten van PARELL resulteren in concrete producten en modellen die MBO scholen kunnen helpen bij het verbeteren van de kwaliteit van hun onderwijsbedrijfsvoering. en daarmee de kwaliteit van het onderwijs. Iwan benadrukt dat kennis niet alleen uitgewisseld moet worden, maar uiteindelijk ook toegevoegde waarde, value moet bieden. (Kennisgeneratie ==> Kennisoverdracht ==> Kenniscirculatie ==> Kennisvalorisatie).
- Visie: Onderwijsbedrijfsvoering is een hoofdthema binnen de implementatie van de competentiegerichte kwalificatiestructuur. Zie hiervoor “Op weg naar 2010” van MBO2010. Verder is het efficiënter als instellingen hun expertise uitwisselen èn is er op de markt geen netwerk dat de inhoudelijke functionaliteit biedt.
- Onderwijsbedrijfsvoering: “het geheel van ondersteunende systemen en processen, noodzakelijk om het primaire proces van MBO-instellingen adequaat te doen verlopen.”
- Werkwijze: Behalve bijeenkomsten, workshops en opleidingen, wil men concrete modellen opleveren die voor instellingen bruikbaar zijn om mee aan de slag te kunnen. Voor de viruele uitwisseling denkt men aan surfnet-groepen.
- Organisatievorm: De gebruikte organisatievorm is nog in ontwerp. Uitgaande van de functionele specificaties, worden ontwerpeisen afgeleid. Vervolgens wordt er de juiste bestuurlijke/juridische en organisatorische variant bij gezocht. (BV, vereniging, stichting, of een vorm zoals ROC-i-partners dat heeft.)
Frida Hengeveld voegt er aan toe: De organisatievorm komt komende weken aan de orde bij bestuurders van ROC’s en 25 juni is hiervoor een bijeenkomst. De verwachting is dat er in ieder geval een ‘programma-manager’ nodig is. Het profiel voor deze functie is in de maak. Luc Verburg noemt vervolgens een aantal prangende onderwerpen die èn hoge eisen stellen aan onderwijs èn aan de bedrijfsvoering: Examinering, voortgang, aan/afwezigheidsregistratie.
Algemene conclusie
Slechts een kort gedeelte van de middag ging over PARELL zelf. Meer duidelijkheid zal er komen op de bestuurlijke vergadering van 25 juni. Daarna werd er vervolgd met demonstraties. Als een onderwijsorganisatie een beeld wil vormen van de kosten van ‘het nieuwe leren’ dan zijn er meedere modellen en simulaties op de markt. Hieronder volgt een toelichting.
“Kostenmodel MBO” door Hergen Datema van Artefaction
Vanuit MBO2010 is Artefaction gevraagd een kostenmodel te ontwikkelen voor nieuw onderwijs. De aanleidingen om dit in zijn geheel te herzien zijn o.a.: de nieuwe kwalificatiestructuur, veranderende bedrijfsprocessen (lees: bedrijf = onderwijs) en inzicht in consequenties van keuzes. Meer van hun bevindingen zijn hier terug te vinden.
Artefaction heeft ondertussen ervaring opgedaan met het ondersteunen van ROC’s op het gebied van modellen en onderzoek. O.a. sturingsmodel Cast. Hergen geeft aan dat het een hele kunst is om de wereld van onderwijs en financiën te verbinden. Het model stelt het primaire proces centraal en brengt de kosten van maatschappelijke taken in beeld. Vervolgens kun je zien wat de effecten zijn als je “aan de knoppen draait”. Het model is in ontwikkeling en men hoopt in oktober klaar te zijn. Ondertussen is men op 8 ROC’s ermee aan de slag.
Ik ben wel nieuwsgierig geworden naar het model zelf en het gebruikte ‘model-concept’. Kan als een klimaatmodel broeikas-effecten voorspellen of zit er een generiek model achter dat de “intensieve leerling-houderij” beschrijft?
“Flexibilisering is onderwijslogistiek” door René Strijbosch van KPC Groep
De KPC Groep begeleidt ROC Leiden bij het opzetten van werk-leerplaatsen waarin men onderwijs en werk combineert. Deze werk-leerplaatsen worden mede door het bedrijfsleven ingericht. Dan komt snel de vraag: kan ik aangeven wat een deelnemer kost? En wat mijn investering oplevert? René pleit “Je kunt niet alléén het onderwijs organiseren, de rest er omheen moet je meenemen…” Mijn herformulering: als je onderwijs (re)organiseert, maar vergeet de secundaire processen mee te nemen, dan gaat het mis.
Vervolgens toonde René hoe ze van een werk-leerplek een model ontwikkelden door ‘decompositie’ toe te passen. Uit het model rollen harde euro’s (op het gebied van personeel) voor didactische werkvormen. Een apart neveneffect is wel dat didactische werkvormen met elkaar economisch concurreren. Mijn vraag hierbij: als je kosten zo in beeld gaat brengen, is er dan een manier om de ‘toegevoegde waarde’ van didactische werkvormen ook in beeld te brengen? Of een onderwijsvorm duur is t.o.v. wat het oplevert… Meer info hier, inclusief Quick Scan voor onderwijslogistiek binnen je eigen organsiatie.
De stand van zaken: de simulatie is opgeleverd, men heeft een simulatiemodel van HBO als uitgangspunt genomen en deze vertaald naar MBO. Hij voldoet volgens kennisnet aan de verwachtingen en in augustus/september worden proefworkshops gehouden.
Concreet: er zullen workshops komen van 2 dagdelen waarin de simulatie gespeeld wordt en de resultaten bekeken worden. Komend schooljaar gaan ze aangeboden worden aan CVB-leden en managers. VKA, M&I Partners en TwijnstraGudde gaan ze uitvoeren.
De basismodule is vormgegeven als “FlexCollege op EduROC” Uitgaande van opleidingsgegevens en door parameters te kiezen/wijzigen wordt de simulatie gedraaid. Vevolgens worden de resultaten getoond. Parameters kunnen zijn: aantal instroom-momenten, het al dan niet werken met EVC’s, de soorten werkvormen, de soorten groepen deelnemers. Dit leidt tot scenario’s die doorgerekend worden. Snel wordt zichtbaar of een verandering van parameter een groot of klein effect heeft op bijvoorbeeld studieduur en bezettingsgraad van personeel. Vragen die het beantwoord: heeft flexibele instroom effect op de bezettingsgraad van lokalen? etc.
Het model is gebaseerd op het zogenaamde 4C/ID model van Merriënboer.